Pieter-Bas van Wiechen en Sophie van Leeuwen runnen een bed & breakfast in Oost. Ze hebben een zoontje van acht maanden, Dima. In Het Parool vertellen ze deze zomer twee keer per week over hun belevenissen.
Schuifel, schuifel, ritsel, ritsel. Het lijkt wel of een Koreaans muisje bij ons is komen wonen. Steeds kruipt ze uit haar holletje om bij ons in de woonkeuken ritsel, ritsel haar ding te doen en dan schiet ze weer schichtig schuifelend naar haar kamer.
Om gek van te worden, vooral omdat ze niet tegen mij praat. Al haar vragen spaart ze op tot s’avonds laat als Sophie uit werk haar thuiskomt. Ze pikt mijn lief haast van me af, zo hongerig is ze naar mensenlijk contact na een lange dag boven in haar kamertje. Ik zou er als thuis rondhangende zzp-er best iets aan kunnen doen. Maar helaas: zij zit eenzaam boven terwijl ik beneden halverwege de dag bedenk wie ik nu weer eens kan bellen voor een kop koffie. Soms hoor ik het o zo stille Koreaantje boven in haar kamer schreeuwen tegen haar computer.
Hyun-Kam Pak is onze tweede gast en ze blijft meteen twee maanden. Gelukkig gaan wij een maand op vakantie en hoeven we dus maar vier weken onder een dak te wonen. Toch het valt mij al na drie dagen zwaar. Het is alsof een bange geest zich door ons huis beweegt.
“Jouw idee”, zegt Sophie als ik haar s’avonds in bed van mijn ongenoegen op de hoogte breng. “Trouwens ze kookt morgen voor ons.” Ik zucht en dreig: “Ah, ik ga wel met vrienden eten in de stad.” Het was me al opgevallen dat Hyun-Kam en Sophie stiekem vrienden aan het worden zijn. Vooral als ik niet in de buurt ben, zitten ze gemoedelijk samen te keuvelen.
Na een lange werkdag buiten de deur sleep ik mijzelf vermoeid de trap op. Heerlijke geuren komen mij tegemoet. Binnen bezwijkt onze eettafel bijna van de bergen verse groente, vis en fruit. Ik ben nieuwsgierig en besluit het dreigement van gisterenavond in te trekken. Ik eet toch maar thuis.
Terwijl we met zijn drieën vrolijk aan onze Koreaanse pannenkoekjes met zeewier knabbelen, doet Hyun-Kam een bekentenis. “Ik zou hier helemaal niet hoeven zijn.” Haar studie in New York is af en ze is op doorreis naar Seoul. “Als ik thuiskom probeert mijn moeder mij weer aan een Koreaanse zakenman te koppelen.”
“Ik heb er al 44 afgewezen. Ze zijn zo verschrikkelijk traditioneel. Ik wil geen Koreaanse man. Ik wil misschien wel een …Nederlander!” In New York lukte het haar niet om uit de gesloten Koraanse gemeenschap te breken.
Ik spreek mijn verbazing uit en nodig Hyun-Kam uit om de avond voor ons vertrek mee te gaan naar een feest vol Nederlandse mannen. Op het feest kijkt Hyun-Kam wat schichtig rond, maar aan het eind van de avond staat ze geanimeerd te kletsen.
Terug van vakantie lijkt het alsof er iemand anders in ons huis woont. Hyun-Kam heeft een fiets gekocht waarmee ze met losse haren door de stad zwiert. Ze heeft vrienden gemaakt, vertelt ze. In de drie weken die volgen kookt Hyun-Kam bijna altijd voor ons. Als ze dat niet doet heeft ze een afspraak in de stad. De scheldpartijen tegen haar moeder via skype zijn erger geworden.
“Ik zou wel in Amsterdam willen blijven maar het mag niet van mijn ouders. Ze eisen dat ik terugkom om te trouwen,” verzucht ze de avond voor vertrek. De volgende dag is het stil in huis. Akelig stil.