Pieter-Bas van Wiechen en Sophie van Leeuwen runnen een bed & breakfast in Oost. Ze hebben een zoontje van bijna negen maanden, Dima. In Het Parool vertellen ze deze zomer twee keer per week over hun belevenissen.

Met grote kijkers en een grijze paardenstaart zit ze bij ons aan de keukentafel in een zelf gebreide trui en een wijde paarse broek met stiksels erop. Naast haar Kate, een verveeld kijkende puber van een jaar of vijftien. “Zo. Wat zijn de plannen voor de komende dagen?” Het is de saaie openingszin die we eigenlijk alleen gebruiken als onze gasten echt geen tekst hebben.
Na een haast ongemakkelijk lange stilte mompelt de vrouw bij ons aan tafel: “Nou eigenlijk niks. Geen idee.” Het pubermeisje zucht en laat haar ogen een rondje draaien. Moeder vervolgt: “Ik heb thuis zes kinderen en ben door mijn man voor het eerst sinds vijftien jaar op vakantie gestuurd.”
Het is alles behalve wat we hadden verwacht toen we besloten toch een keer Britten in onze Bee-en-Bee toe te laten. Het schrikbeeld: zuipende en blowende brulapen op bachelortrip waarvan je je steeds afvraagt hoe ze toch ooit die huwelijkspartner hebben kunnen vinden.
“Mama? Waarom hebben deze mensen geen TV?” vraagt puber Kate met een lang gezicht aan haar moeder terwijl ik toch echt tegenover haar zit. Moeder negeert dochter vakkundig terwijl ze haar zakje zelf meegebrachte biothee in een kopje laat zakkken.
We vragen naar haar verleden. “Niet bijzonders”, laat de dame ons weten. “Ik ben in India geboren en belandde als zestienjarige in een dorp onder Manchester. Daar ben ik jong getrouwd met een fabrieksarbeider. Maar Kate’s vader en ik zaten op andere energiebanen. Daar kwam ik achter toen ik Robbie leerde kennen. Robbie’s woongroep en zijn geneeskrachtige handen hebben mij gered. Hij schonk mij nog vijf kinderen.”
Ineens begint het mij te dagen. Deze dame is esoterisch volkomen doorgeslagen en laat ik van dat soort mensen nou net afschuwelijke uitslag krijgen. Ik begin onrustig op mijn stoel te schuiven en de vrouw indringend aan te kijken. Vlak voordat ik een zin dreig uit te kramen met daarin de woorden “sekte” en “kwakzalverij” grijpt Sophie in. Ze heeft haar gitaar gepakt en speelt het intro van Bob Marleys Redemption Song. Onze gast blijkt het liedje te kennen. Ze sluit haar ogen en zingt mee, haar handen langzaam zwaaiend in de lucht.
Sophie, meester in het iedereen naar de zin maken. Ik ken het en wil alleen maar tegen haar zeggen: “Nee schat, doe het niet! Deze dame is een verschrikkelijke zweefteef.” Maar ik zie dat het geen zin heeft. De dames zingen inmiddels Janis Joplin en als onze gast een bloemlezing begint van de Indiase periode van de Beatles, doet Sophie het licht uit en steekt kaarsen aan.
Als het niveau wegens gebrek aan repertoire bij Hotel California belandt, zitten we echt aan een kampvuur zonder vlammen. Ik kijk naar Sophie en dan naar het plafond. Tegenover mij, boven Kate, zie ik grote donderwolken. “Mahaaaam, mag ik chips?” vraagt ze. Ik sta op, ruk een keukenla open en haal er een gillend commerciele zak gefrituurde aardappels uit.