Tag Archives: cultuur

Eigenlijk kan Cirkus Treurdier niet op Oerol staan

Met de straattheatervoorstelling ‘iedereen te koop’ denderde Circus Treurdier vorig jaar over het eiland. Wie wilde dat het collectief een scene speelde of liedje zong moest betalen. Ondertussen liepen de acteurs rond in kleding met merknamen erop. “Die voorstelling is een beetje uit nood ontstaan we warenals gezelschap nog onbekend en moesten ons in kijker spelen daarnaast hadden we geen budget. En door zo openlijk op zoek te gaan naar geld hadden we ook nog een maatschappelijk thema beet.”

De markt speelt in hun nachtcafe op Terschelling een minder grote rol al is het niet helemaal afwezig. Circus Treurdier beschouwt het zoeken naar nieuwe manieren van financieren als substantieel onderdeel van het gezelschap. “De afgelopen decennia gaven we kunstenaar subsidie zodat ze in alle rust hun werk konden doen. Maar door dat systeem is er een afstand ontstaan tot de maatschappij. Doordat wij zo actief naar geld zoeken hebben doorlopen echt contact met mensen in alle uithoeken van de maatschappij. Het mooie is dat die contacten inspirerend zijn en energie geven.”

De revue achtige voorstelling Nachtcafe speelt Circus Treurdier ook in Amsterdam waar ze ook het horecadeel zelf doen. “De financiering van Circus Treurdier rust op vijf pijlers: sponsoren, traandeelhouders, horeca-inkomsten, een beetje subsidie en kaartverkoop,” legt Spijkerman uit. “Door de inkomsten te spreiden zijn wij minder kwetsbaar.”

Hoewel Spijkerman het een eer vindt om op Oerol te mogen spelen, is hij wel krtitisch op de organisatie. “We staan in Heartbreak Hotel die tijdens onze voorstelling een mooie baromzet draaien. Onze enige inkomsten komen uit de kaarteverkoop waarvan 25% voor oerol is. We hebben dus geen eigen horeca inkomsten, mogen onze sponsoren niet meenemen en eigenlijk mochten we van Oerol ook geen traandeelhouders werven. Daarvoor heb ik echt moeten vechten.”

De regelmatig in konijnenpak rondhuppelende Spijkerman is ineens bloedserieus. “Als ons de mogelijkheid niet eens wordt geboden kiet te spelen, kunnen wij, gezelschappen uit het middensegment, hier niet meer staan,” legt Spijkerman uit. “Bijhandel als verkoop van t-shirts en CD’s mag niet, je mag zelf geen drank verkopen en kaartopbrengst is laag. Kortom: op Oerol staan is duur. Dus kunnen straks alleen jonge makers die het zien als investering hier staan en gesubsidieerde gezelschappen die geld zat hebben op het festival staan.”

“Oerol zou wat oude principes overboord moeten zetten en ons de mogelijkheid moeten geven om creatief te zijn, ook op ondernemersvlak. Want wat is er op tegen als ik erin slaag om zelf mijn voorstelling te financieren?” Spijkerman is ondanks zijn kritiek dol op het festival. “De sfeer op het eiland en het publiek hier zijn geweldig en ook de samenwerking met Heartbreakhotel is fantastisch. Oerol is mijn lievelingsfestival en ik hoop gewoon dat ik hier in de toekomst ook nog kan staan.”

Circus Treurdier – Het eeuwige nachtcafe IV. 22 en 23 juni, 20.30, locatie 52 Heartbreak Hotel – oost

Bij de concurrent

Tik, tik, tik, tuuuuuut. Medogenloos laat de digitale klok in de hoek van redactie weten dat mijn tijd om is. “Te laat!” Dennis Gaens, de grote baas van het Waaizine is streng. “Maar ik had net nog een deadline voor de echte krant”, sputter ik. “Echte krant?! Niets mee te maken, je zit nu hier en dat was de deadline.”

Het zoemde al enige tijd over onze redactie: we hebben concurrentie. Er is een tweede dagelijkse krant op het eiland neergestreken. “Negeren!” adviseerde een deel van de redacteuren. Maar: “De aanval is de beste verdediging!”, meende de meerderheid, dus stap ik op fiets. De redactie van het Waaizine heeft het wel getroffen: terwijl wij onze stukjes tikken in een tent naast het Oerol kantoor, waar weer en wind dramatisch worden uitvergroot, zitten zij in een prachtige schuur aan de rand van de duinen.
“Nou, schrijf gewoon maar waar je zin in hebt”, zegt redacteur Hanneke Hendrix als ik vraag wat ik kan doen. “Wil je een beetje salmiakpoeder?” Hanneke blijkt het poeder te gebruiken ter inspiratie voor haar verhaal. Aan de overkant zit gastschrijfster Klaske Oenema knipkunstwerkjes te maken. Ik staar naar mijn lege beeldscherm. Geen rubrieken, thema’s en interviews. Wat een vrijheid! Maar kan ik dit wel aan? Ik probeer associatief tot een verhaal te komen. Ik denk over Terschelling, Oerol en misgelopen liefdes… “Over 45 minuten deadline!”, haalt hoofdredacteur Dennis me bruut uit mijn artistieke dagdromerij. “Dan opmaken, drukken en presenteren.”
Mijn vingers playbacken typebewegingen boven mijn toetsenbord. Dit wordt een flater en dat nog wel bij de concurrent. Dan doet iemand de poort van de schuur open. Zonlicht en een briesje komen binnen en nemen mijn vingers mee naar het toetsenbord. De woorden stromen eruit en even later heb ik mijn verhaal af. Beduusd van mijn persoonlijk record snelschrijven zie ik hoe de redactie van Waaizine verandert in een gestroomlijnde productielijn. Het krantje wordt geprint, gevouwen en geniet.
Buiten verzamelt zich een groep mensen. Hanneke gaat op een kratje staan en leest haar Salmiakverhaal voor. Even later bestijg ook ik het kratje en lees ik mijn schrijfsel voor. Er klinkt applaus en als de vijftig unieke exemplaren uitgedeeld zijn, vraagt iemand voor het eerst in mijn leven of ik wil signeren. Terug op mijn eigen redactie is iedereen stil aan het werk. Wat een saaie bedoeling eigenlijk: stukjes schrijven zonder voordracht en applaus.

Literair Productiehuis Wintertuin – Waai Live Zines. 20 t/m 24 juni, 11.00-17.00 uur, locatie 38 Schuur Staatsbosheer – Oost, met entreeband.

foto: Geert Snoeijer

Schrijven in het landschap

Vandaag trek ik eropuit. Laptop onder de arm, want vandaag ben ik de ultieme schrijver, op zoek naar inspiratie in het Terschellinger landschap. Ik weet het zeker, het wad zal ook mij prachtige woorden schenken, zoals het dat deed bij al die theatermakers en schrijvers die mij voorgingen.

Ik begin op mijn favoriete plek op het eiland: het stukje duin tussen het Hoornse Bos en de Boschplaat. Daar waar alle menselijke aanwezigheid ineens verdwenen lijkt en plaatsmaakt voor een glooiende zee van stug helmgras in groen en beige. Een plek waar zelfs dieren hun aanwezigheid tot een minimum lijken te beperken.

Daar zit ik dan, een pennetje of pijp in mijn mondhoek. Ver weg van stagnerende fietsfiles en onvindbare voorstellingslocaties tuur ik over de velden met van die scherpstellende ogen, een enkele zwevende vogel boven mijn hoofd. Zo nu en dan knik ik langzaam, buig mijzelf voorover en schrijf geïnspireerd een zin op, waarna ik mijn blik weer naar het oneindige richt. Ik heb alle tijd en laat de mooiste zinnen op mij afkomen.

Dan ga ik verder, eindelijk de Boschplaat op. In meer dan tien bezoeken aan Terschelling heb ik daar nog nooit tijd voor gehad. Mijn adem stokt als ik die prachtige kwelders zich het land in zie vreten. Links zoeken zilvermeeuwen en buizerds beschutting in een duinpan. Ik verbaas me over de eindeloze diversiteit in kleuren en leven op het eiland. Dan kijk ik op de klok en kijk naar buiten. De regen slaat krachtig tegen de ramen. Ik sluit Google Maps, open mijn tekstverwerker en haal de deadline.

Klusles

Of ik even kan meebouwen aan een huttendorp van restmateriaal dat tijdens Oerol wordt gebouwd. Aangezien ik thuis de schroefboormachine ook graag ter hand neem, stem ik in. Dat ik mijn hippe vintage kleding niet meer kan inwisselen voor de Oerol combinatie windjack–regenbroek maakt niet uit: ik ga ervoor.

Het bos bij het meertje van Hee ligt bezaaid met meuk: autobanden, stukken hout en plastic. Hier wordt gewerkt, maar nu even niet, constateer ik. Er zijn namelijk maar drie leerlingen van de vmbo uit Midsland aan het werk terwijl ik er vijfentwintig had verwacht. Alleen Bart Boom (14), Thijs de Jonge (14) en Kairo Ravesteijn (16) werken na schooltijd door. “De rest is daar te lui voor”, denkt Bart.

Bart, Thijs en Kairo zijn alles behalve lui. Hun hutten staan op het punt werkelijkheid te worden. De afgelopen tijd waren ze bezig met het bedenken van de constructie en het verzamelen van gebruikt materiaal – dat was de opdracht. Bart bouwt aan een kubus bekleed met oude surfzeilen, Thijs klust aan een zwevend plateau en Kairo werkt met zijn groep aan een levensgrote vogelkooi waar je als bezoeker in moet kunnen schommelen.

Enthousiast leggen ze mij uit hoe de constructies er uiteindelijk uit moeten zien. Mijn beta-kennis wordt danig op de proef gesteld, net als mijn voorstellingsvermogen. En dan moet ik aan de slag, ik krijg een zaag, een beitel en een hamer. “Ga maar inkepingen maken!”, zegt Bart. Ik sta wat vertwijfeld naar mijn attributen te kijken. Hoe doe ik dit? Bart beantwoordt mijn vragende blik met een kordate instructie: “De twee zijkanten inzagen en dan het midden eruit beitelen.”

Ik pak de zaag en begin. “Nee, niet zo. Je moet de hele zaag gebruiken.” Bart neemt zijn opdracht mij aan het werk te zetten serieus. “Een hamer moet je lager vasthouden, zoals jij het doet is het gevaarlijk!” Ik krijg college over gereedschap en houtconstructies. Dacht ik nu echt dat ik kon klussen? Als ik gefrustreerd het hazenpad wil nemen, wil Bart me wel laten gaan mits ik beloof later in de week terug te komen. “Want eigenlijk heb je nog helemaal niets gedaan.”

Boomhuttenfest. – Een gastvrij dorp op hoogte. 15 t/m 24 juni, 11.00 – 17.00 uur, Locatie 19, Duinmeertje van Hee – West, met polsbandje

Geschreven voor de gebruikt ingelijfd van Oerolkrant. Foto: Pieter Crucq

Levenslied van de ‘Zwarte Hazes’

Deprecated: Function get_magic_quotes_gpc() is deprecated in /data/www/levenoppluto.nl/www/wp-includes/formatting.php on line 4371

Vijftien jaar lang leefde de in Amsterdam geboren Surinamer Herman Havertong op straat. In zijn leven vol ellende vond hij steun in zowel de Caribische reggae als het oer-Hollandse levenslied. Uiteindelijk kwamen die twee samen in de band Jah6. De overgang van een leven op straat naar een spotlight blijkt niet altijd even eenvoudig.

Herman Havertong werd net als volkszanger Andre Hazes geboren in De Pijp. Deze Amsterdamse wijk was in die jaren nog een echte volksbuurt. “We leefden als jeugd op straat,” vertelt Havertong. “En daar ging het er redelijk hard aan toe. Zeker als donkere jongen moest je uitkijken.”

Zwervend bestaan
Als jongen van de straat begon Havertong al jong de stad te verkennen. “Zo belandde ik al op negen jarige leeftijd op Wallen. Daar deed ik boodschappen voor de prostituees achter de ramen,” vertelt de zanger. “Dat klinkt heftig maar ik was daar veiliger dan in mijn eigen buurt. De mensen letten daar nog op elkaar.”

Ondanks oplettende dames van lichte zeden raakte Havertong toch op het verkeerde pad. Hij kreeg ‘verkeerde vriendjes’ en al snel begon hij zijn reis langs internaten, pleeggezinnen en opvangcentra door het hele land.

Het duurde lang voordat Havertong vaste grond onder de voeten kreeg. Pas sinds kort heeft hij een eigen woning in buurt van Amsterdam. “Daarvoor heb ik alle stadia doorgemaakt, van het leven op straat via begeleid wonen naar mij eigen hokkie nu.”

Zwarte Hazes
Het begon eigenlijk allemaal als een grapje. Jaren geleden zat Herman Havertong samen met zijn vriend Patrick Kuschel in Stichting Tai Hori in Deventer probeerde Amsterdamse levenliederen in reggaestijl te spelen.

“We zaten het gewoon uit te proberen en het bleek te werken,” vertelt Havertong. Jaren later belde Kuschel Havertong op voor een Bob Marley jamsessie met de in Nederland bekende reggaeband Beef. Havertong dacht aanvankelijk dat het een grap was, maar enige tijd later stond toch echt met die jongens op het podium.

Shanty-towns en Jordaan
“Aanvankelijk was Herman een beetje bescheiden,” herinnert zanger Pieter Both van Beef zich. “Hij stond ineens op het podium met ervaren muzikanten uit bandjes als Beef en Gotcha. Maar al snel bleek dat het goed zat. Aan het einde van de Marley-sessie zette iemand Zij gelooft in mij van Andre Hazes in en toen viel er iets enorm op zijn plek voor zowel Herman, als de band, als het publiek.”

Uit deze jamsessie is uiteindelijk de band Jah6 ontstaan. De band speelt levensliederen van Willy Alberti, Corry Konings en zelfs Ramses Shaffy. Maar centraal staat het repertoire van Andre Hazes. Door zijn eigenzinnige originele vertolking van Hazes’ repertoire kreeg Havertong al snel de naam ‘Zwarte Hazes’.”

“Het combineren van het levenslied en de reggae is eigenlijk als het combineren van de Jamaicaanse blues en de Nederlandse blues,” weet Both. “Het is muziek uit de shanty-towns op Jamaica en toenmalige de Jordaan in Amsterdam. Doordat het beide volkswijken zijn, hebben ze raakvlakken.”

Terugval
Ondanks het succes van Jah6 is de overgang voor Havertong niet altijd makkelijk. Hij speelt ineens met professionele muzikanten en raakte onlangs zijn stem kwijt waardoor de band een aantal optredens af moest zeggen. “Ik heb meteen zangles genomen en nu gaat het wel weer.”

Ook in zijn dagelijks leven loert het spook van terugval steeds opnieuw. “Als je tegenwoordig een keer vergeet je formulier op tijd in te leveren, raak je je uitkering al kwijt. Vroeger werd je nog gewaarschuwd…”

De overige bandleden proberen Havertong zoveel mogelijk te helpen. “Het is voor hem fantastisch dat hij erkenning krijgt en wij zijn ook gelukkig omdat het zo goed werkt. Jah6 draait om Herman”, zegt Both. “We zijn om hem na die ene jamsessie weer bij elkaar gekomen.”

Luister hieronder naar het radioportret van Herman Havertong:

Geen flash? download de reportage

“Een land met caviapolitie leek ons een mekka”

Noodweer maakte dat het paspoortproject ‘Stranding’ van Linda Pijnacker en Roeland Troost afgelopen zondag afgelast werd. Terwijl hun nagebouwde drenkelingenhuisje bijna bezweek onder het water, kregen ze toch nog bijzonder bezoek. Een kleine zeehond trotseerde weer en wind: “Ik wilde deze voorstelling per se zien!”

In de loods van Hessel Wiegman in West-Terschelling ligt de zeehond die zichzelf ‘Oerol’ noemt er relaxed bij. “Ik begrijp niet waar jullie je zo druk om maken,” zegt hij terwijl hij een visje weghapt. “Niet dat ik iets te klagen heb, de Wiegman geeft me geweldig te eten.”

Het is een wat vreemd contrast, nog niet zo lang geleden waren de spelers van Strading, Oerolproducent Bastiaan de Leeuw en zeehondenopvanger Hessel Wiegman nog in rep en roer. Bij strandpaal 6 was namelijk een jonge zeehond gevonden zonder zijn moeder. Omdat het beest niet wilde praten noemden ze hem Oerol.

“Ik ben wel blij met die naam Oerol,” zegt het beest dat zijn verhaal exclusief aan de Oerolkrant vertelt. “Eigenlijk hoor ik hier namelijk niet te zijn. We komen uit Denemarken maar zijn dat land ontvlucht wegens het populistische klimaat. Mijn moeder had gehoord dat er in Nederland een aparte dieren- en caviapolitie is, dat land leek ons een mekka.”

Dus zwom ‘Oerol’ met zijn moeder zonder papieren naar de Waddenzee. “Toen ik voor het eerst mijn kop hier uit het water stak, zag ik dat jullie nog veel meer hebben dan een dierenpolitie. Ik hoorde prachtige muziek en zag mensen op het strand mooie bewegingen maken. Fantastisch gewoon! Ik ben verder gezwommen en zag steeds weer iets anders. Ik begreep dat er bij paal 6 ook zo’n voorstelling was dus ben ik daarheen gezwommen. Eenmaal aangekomen bleek alles afgelast wegens het slechte weer. Nou ja, stelletje mietjes ik zwem toch ook gewoon door hoog water?”

Teleurgesteld zocht ‘Oerol’ zijn heil op het droge. Door al die mooie kunst had ‘Oerol’ niet echt op zitten letten en was hij zijn moeder kwijt. Eilander Wiegman nam het beest mee naar zijn loods om het daar wat tot rust te laten komen. Direct na dit interview gaat hij op de boot naar de wal.

“Ik ga zo naar Pieterburen jullie speciale azielzoekerscentrum voor zeehonden, ik hoop dat ik daar een verblijfsvergunning krijg want ik wil later graag Oerolacteur worden. Al heb ik begrepen dat daar hier steeds minder geld voor is, vreemd hoor want jullie hebben wel een dierenpolitie… Trouwens wat doen die agenten eigenlijk? Criminele eksters oppakken?”

Dit interview met een zeehond verscheen eerder in de Oerolkrant 2011. Illustratie: Bas van der Schot

Cycling Sehaal klinkt door weer en wind

Van klotsende golven tot loeiende koeien en juichend festivalpubliek: theaterfestival Oerol op het waddeneiland Terschelling staat deze feestelijke dertigste editie in het teken van het hele scala (eiland)geluiden. Elke dag zijn eigen eilandgeluid.

Genieten van stilte en rust op het idlyllische eiland Terschelling? Ho maar! Niets daarvan! Nauwelijks heb ik een fiets weten te bemachtigen of ik maak hernieuwd kennis met mijn beste vijand van het eiland: de wind.

Ik ben niet alleen, om mij heen krijsen en gillen vogels onheil, schijnbaar in de waan dat hun hysterische roep de luwte kan brengen. De wind heeft zich pal tegen mij gekeerd alsof ik hier niet welkom ben. Hard duwt hij me terug en beukt ondertussen dreigend op mijn trommelvliezen. Onder mijn banden spatten schelpen snerpend in nog kleinere delen uiteen. “Trap harder”, hijg ik in mijn hoofd. “Harder, harder: Je kunt hem aan.” Ik maak me klein, buig me over mijn stuur en zet mijn benen aan tot een grootse prestatie.

Dan ineens gaat de wind liggen en breekt de zon door. Het is net alsof het stil is. Mijn oren horen weer details: hoe vogels van krijsen naar zingen gaan, hoe een boot in de verte vaarwel toetert. Ik richt mij op, alsof ik ontwaak uit een nare droom. Mijn gedachten sturen mijn spieren niet meer aan maar nemen de vrije loop. Alles lijkt anders geworden, of nee, toch: het enige dat weer en wind trotseert is het geluid van mijn band die onverstoorbaar als een dwars puberkind schelpjes verbrijzelt.

Stef Kamil goes Africa

Deprecated: Function get_magic_quotes_gpc() is deprecated in /data/www/levenoppluto.nl/www/wp-includes/formatting.php on line 4371

Mamadou heeft het koud en Stef Kamil gaat er op zijn coolst bij zitten. We zijn in het Amsterdamse Oosterpark en vóór hun optreden in het Tropenmuseum praten we over de rellen in het West-Afrikaanse Burkina Faso. Slaat de Arabische lente ook daar toe?

De Belg Stef Kamil Carlens (Zita Swoon Group) reisde onlangs naar Burkina voor een geweldig muzikaal een-tweetje met onder meer balafonist en Burkinabé Mamadou Diabaté. Luister naar deze reportage die ik maakte voor Radio Netherlands Worldwide:

En bekijk hier een filmpje van de groep:

DRIN!


„Nu we even in Berlijn wonen moeten toch minstens een keer vet gaan clubben…“ een terechte opmerking van een van mijn uitwisselingscollega Ariane. Berlijn is de party hoofdstad van Europa en dat moet je natuurlijk gevierd hebben. „Misschien zaterdag…“ antwoorde ik.

„Ga je mee naar Berghain?“ voegde Ariane al op vrijdag de daad bij het woord. Het zou dus vanavond al gebeuren… Wist ik waar ik aan begon? Ariane had twee vriendinnen bij zich die mij wisten te vertellen dat deze tent totaal „Der Waaaaaaahnsinn“ was. Op de fiets dan maar. De GPS op mijn mobieltje wijst ons de weg, we laten grote doorgaande wegen achter ons en rijden uiteindelijk bijna ‘off road’ over een fabrieksterrein.

Daar in de middennachtelijke stadsschemering doemt hij op, de oude elektriciteitscentrale die tegenwoordig dienst doet als drie-dubbele- disco. Ondanks zijn dikke industriele muren is aan het gedreun duidelijk te horen dat het feestje al begonnen is. Heb ik hier zin in? Ik kijg alle tijd dat te bedenken want de rij voor de deur is minstens 30 minuten lang. Even geduld dus.

Daar staan we dan, eerst tussen lage dranghekken, daarna een tussen een hogere variant die normaal voor koeien bedoeld zijn. We kijken naar de deur. Er staat een man met lange zwartgrijze manen, zijn gelaat bedekt met tatoeages en grote stukken staal in zijn oren, lippen en neus. Hij kijkt iedere aspirant bezoeker aan en bromt dan iets. Tot mijn verbazing stuurt hij de helft van mensen die naar binnen willen weg.

Heb ik wel de juiste schoenen aan? Kan mijn vaal-zwarte capuchontrui wel? En grootste zorg: die bril van mij is die wel hip genoeg? Normaal doe ik uit principe niet aan disco’s met een vleeskeuring, maar nu blijf ik staan. Ik wil weten wie wel naar binnen komt en wie niet. Ik observeer, een stel met muffige hippies met dreadlocks komt erin, een groep Indiërs niet en twee Afrikanen weer wel, net als een hip uitgedoste kantoorklerk. Wat ik ook probeer er valt geen lijn in het deurbeleid te ontdekken.

In de rij kom ik wat meer te weten over het oord waar we voor de deur staan. De Berghain is een van de bekendste clubs van Berlijn en er doen de meest wilde verhalen de ronde. In 2009 uitgeroepen tot beste technotent in de wereld, tegelijkertijd zouden er iedere avond meer dan vijf sexuele contacten per vierkante kilometer zijn en schijnen er ook wilde homofeesten met een eindeloze reeks darkrooms plaats te vinden. En dan heb je natuurlijk het deurbeleid dat opzichzelf al even beroemd is als de DJ‘s binnen.

Dan is ons ‘uur u’ aangebroken. De haast buitenaardse verschijning van een uitsmijter kijkt ons aan en bromt nauwelijks te verstaan of we met z’n tweeën zijn. “Ja!” antwoord ik met een voor deze situatie opmerkelijke, maar door irritatie aangewakkerde, zekerheid. Ik lieg dat ik barst want enkele momenten eerder zijn er al twee van onze vriendjes door de ballotage gekomen. Een kort knikje naar rechts is de uitslag: we mogen naar binnen.

Na het betalen van een kaartje a raison van 12 euro krijg ik een stempel op mijn hand die eenvoudigweg ‘DRIN’ zegt. Een lange trap voert ons naar boven, een soort schacht in, de herrie tegemoet. Boven staan zo’n honderd mensen als bezetenen te dansen. Met elkaar zijn ze niet bezig, wel met de DJ die ze een haast religieuze ode brengen. De muziek is rauw, grillig en eclectisch. Natuurlijk het is techno maar rare maatsoorten worden niet geschuwd en de klanken doen ook aan Tool en Rammstein denken. Dit is vet, heel vet. De luidsprekers in de hoeken van de dansvloer zijn duidelijk gebouwd voor volume niet voor mooie klank. Mijn broekpijpen beginnen te wapperen en of nu wil of niet ik dans. Ik moet wel want alles, ook de grond onder mijn voeten, beweegt hier door de knallend harde beat.

Na mijn eerste rondje dansen besluit ik mijn oren toch een beetje te beschermen. In een toilet van trainspottingsoort vind ik wc papier dat gelukkig schoon genoeg is om in mijn oren te proppen. We zwerven door het gebouw: overal duistere hoekjes, in verschillende zalen andere DJ’s en een bonte stoet aan dansende mensen. Nog steeds geen lijn in de bezoekers te bekennen. Aan de muren hangt zo nu en dan een pikantie foto maar wij vinden op onze weg door het pand geen enkele darkroom en zien ook nergens een openlijke vrijpartij. Wel allerhande plekken die voor een intiem samenzijn uiterst geschikt zijn.

Om vijf uur ben ik de druk op mijn oren meer dan zat. Ik besluit naar huis te gaan. Ik loop naar buiten en zie tot mijn verbazing nog honderden mensen in rij staan. Waarschijnlijk gewapend met poeders en pillen denken zij nog lang niet aan een warm bed. Dit is echt the city that never sleeps, bedenk ik mij op de fiets. Eenmaal thuis merk ik dat ik zeker wat frequenties in mijn gehoor ben kwijt geraakt. Maar: het was de moeite waard. Total der Wahnsinn die Berghain!

Wie wil weten hoe de uitsmijter van de Berghain eruit ziet hieronder een filmpje, geschoten op een kerkhof. Wat blijkt? De meest gevreesde uitsmijter van Berlijn blijkt behalve deurkapo ook een gevoelige fotograaf te zijn:

[youtube]http://www.youtube.com/watch?v=VJle26E-Lsg[/youtube]

Stukken en brokken uit de realiteit

Flash! Een felle korte lichtstoot schiet over een provinciale weg. Wat zouden automobilisten hiervan denken? ‘Shit, reed ik te hard?’ Fotograaf Jimmy Kets heeft wel eens meegemaakt dat een snelheidsduivel omdraaide om te kijken of hij zojuist gesnapt was door een flitspaal. ‘Er komt nog een dag dat ik een klap op mijn bakkes krijg,’ zegt Kets lachend. ‘Maar je moet er wat voor over hebben om de juiste foto te maken.’

Heel wat kilometers legt Kets af voor zijn nieuwe project ‘Shot in Flandres’ waarin hij Amerikaanse invloeden in Vlaanderen wil vastleggen. Makkelijk is anders. Als je goed kijkt is het meeste om ons heen gewoon van ‘eigen’ Europese makelij. Om de slagingskans te vergroten, zoekt Jimmy Kets (1979) het aan de randen van de stad. ‘Laten we naar de Kortrijkse Steenweg gaan,’ zegt Kets als we vanuit Gent vertrekken. Loerend over zijn stuur schieten zijn ogen van de weg via zijn spiegels naar de weg en terug. Maar Kets kijkt constant verder dan de gemiddelde automobilist, soms wijzend op een mooie, vreemde of geestige combinaties in het voorbij trekkend landschap.


In België zijn talloze steenwegen. Ooit waren dit de eerste verharde levensaders die, bol van de bedrijvigheid, steden aan elkaar regen. Met de komst van snelwegen verloren veel steenwegen hun centrale functie. De snelweg, de vooruitgang. Het viel allemaal samen met uit de Verenigde Staten overwaaiende zaken als carwashes, supermarkten met parkeerplaatsen en drive inn vettigheid. Juist dit soort Amerikaanse zaken hebben zich opvallend vaak juist aan die steenwegen gevestigd. Goed bereikbaar en ruimte zat op die plekken waar eens stinkende industrie stond. De steenwegen hebben zich ontpopt tot oorden waar mensen met de auto snel hun ding doen en dan weer vertrekken. Om de voorbijgangers in hun bolide te overtuigen toch even te stoppen, staan er schreeuwerige borden langs de kant van de weg.

Kets vertelt in korte zinnen en zo is zijn rijstijl ook. Vaak net begonnen of hij stopt en zet zijn auto aan de kant om iets te gaan bekijken. “Kijk daar, het lijkt wel of die voor ons is neergezet!” zegt hij bij de derde stop. Voor ons staat een zilvergrijze Lincoln te blinken in de late november zon. Hij stapt uit en loopt een paar rondjes om de auto terwijl hij allerhande details van de bolide van dichtbij bekijkt. Dan pakt hij zijn camera en flits. “Nu begint het echt moeilijke werk,” legt Kets uit. “Ik wil er een tijdloos beeld van maken waarvan je ook niet direct het idee krijgt dat het in Vlaanderen geschoten is.” Na enig speuren door de lens kiest Kets voor het interieur van de auto met op de achtergrond fastfoodketen Quick. “Ik weet het: Quick is Frans, maar het is wel een drive inn en dat is weer heel Amerikaans.”

Het resultaat werkt bevreemdend. Het flitslicht kaatst heel hard van de banken van de auto je gezicht in terwijl juist de omgeving wordt weggedrukt. Dat is precies wat Kets wil. “Ten opzichte van mijn dagelijkse werk als persfotograaf wil ik in mijn eigen werk het accent verleggen, naar dingen die je normaal niet opvallen. Flitsen helpt daarbij want het werkt heel confronterend: je ziet alles.” We rijden verder maar vinden vandaag nauwelijks goede spots met een Amerikaans tintje. Wel opvallend veel verlaten bordelen trekken onze aandacht. Als ik Kets suggereer dat dit misschien wel een mooie volgende serie is, zegt de fotograaf die met zijn camera ook graag professioneel op erotiekbeurzen komt lachend: “Wie weet, dit project begon ook met kuit van een wulpse dame waar Elvis op getatoeëerd was.”

do 17 mrt 2011 t/m zo 20 mrt 2011
Jimmy Kets Brightside/Shot in Flandres
Waar? Vlaams Cultuurhuis De Brakke Grond, Nes 45, Amsterdam
In het kader van Belgie?!…
Opening: donderdag 17 maart, 17u00