Tag Archives: ex-kolonien

Ben jij Belg? Dan zijn wij familie!

Wij van Leven op Pluto kenden David van Reybrouck al een beetje van ons verblijf in het wonderschone Brussel. Inmiddels heeft ook de rest van Nederland de Belg in de armen gesloten. Dit najaar won hij de AKO-literatuurprijs en de Libris Geschiedenisprijs voor zijn nieuwste boek Congo. Een geschiedenis. In opdracht van de Wereldomroep schoten wij de schrijver aan voor de deur van Vlaams Cultuurhuis de Brakke Grond te Amsterdam.



Hoezo een geschiedenis van Congo?
“Omdat ik hem wilde lezen. In 2003 reisde ik voor de eerste keer naar Congo. Ik was toen op zoek naar een toegankelijke en complete geschiedenis van het land, maar ik kon niets vinden. Toen zei ik tegen mijzelf: Als dit boek niet bestaat, zal ik hem zelf schrijven!
Dus schreef ik een geschiedenis van Congo tussen 1850 en 2010, ruim anderhalve eeuw. Ik sprak honderden Congolezen en dook ik documenten en verhalen op uit archieven. Het is een geschiedenis die wordt verteld door de Congolezen zelf.”

Hoe herinnert een Belg zich het – soms bloedige en racistische – Belgisch Congo?
“Dat hangt af van de leeftijd. Oudere mensen lijken een zekere koloniale trots te hebben. Maar de jongere generatie voelt zich schuldig, schaamt zich. Zij hebben behoefte aan bezinning. Ik denk dat het belangrijk is dat België een periode van reflectie doormaakt.
Tegelijkertijd moet je niet vast komen te zitten in reflectie. Je kunt ook te veel schuldgevoelens hebben. Schuldgevoelens hebben ook iets egocentrisch. De band tussen België en Congo is te belangrijk voor zulke gevoelens.”

Wat hebben Belgen en Congolezen nu nog met elkaar?
“Economisch gezien is de DRC veel minder belangrijk voor België dan vroeger. In de koloniale tijd was België zeer afhankelijk van Congo. Nu zijn de economische belangen minimaal.
Maar er is een symbolische, historische en emotionele band. Zeker bestaan er pijnlijke nostalgische manifestaties. Maar de jonge generatie toont nieuwe interesse voor Congo. Ze willen er heen. Ze willen de Congolezen ontmoeten.”

Zijn Belgen welkom? Begrijpen Congolezen wat jij daar zoekt?
“De eerste keer dat ik in DRC aankwam, schaamde ik mij. Ik durfde mensen nauwelijks te vertellen dat ik Belg ben. Ik was bang dat de Congolezen mij verantwoordelijk zouden houden voor alles wat gebeurd is in de koloniale tijd, ook al ben ik te laat geboren.
Maar dit gebeurde helemaal niet! Vreemd genoeg, waren de Congolezen die ik tegenkwam eerder blij. Ze zeiden: “Ben jij Belg? Jouw ouders en voorouders waren onze kolonisatoren. Dus wij zijn familie!” Dit laat zien hoe ontzettend genereus de Congolezen zijn.”

Je schreef Congo. Een geschiedenis. Hoe zit het met de toekomst?

“In 2000 was het land verwoest door de oorlog. Nog steeds is de DRC een zeer fragiele staat, maar dat is al een hele stap. Het land maakt nu een economisch herstel door. Tegelijkertijd zijn er veel negatieve ontwikkelingen. De democratische successen van de verkiezingen in 2006 lijken verdwenen. Er is minder publieke en democratische ruimte dan voorheen.
In 2011 zijn er nieuwe verkiezingen. Ik hoop dat deze verkiezingen het grote democratische avontuur van Congo nieuw leven zullen inblazen.”

Luister hieronder naar een interview met David van Reybrouck in het Frans (!) en naar enkele fragmenten uit zijn boek / Ecoutez un interview avec David van Reybrouck en francais & quelques fragments de son livre. 

[audio:http://www.levenoppluto.nl/audio/20101004_RNW_Reybrouck.mp3]

Gaspard zoekt een vrouw

Opeens staat hij voor me op straat. “Hey sister!” Ik zoek Rwandese popmuziek. Hij weet waar ik die kan vinden. Ik volg Gaspard naar een piepkleine fotostudio op een binnenplaats achter de winkelstraat.

Terwijl een vriend zijn computer leegtrekt, kijken wij videoclips met zwoele jongens en mooie, verlegen meisjes. Gladde R&B, swingende afrobeat afgewisseld met gospel, ook heel populair in Rwanda. “Wow”, zegt Gaspard als er weer een prachtige vrouw voorbij danst.

Een klant komt binnen voor een pasfoto. De man in lichtblauw pak gaat op een stoel zitten en strijkt over zijn haar. Wij drukken onszelf in de hoek van de fotostudio die écht niet groter is dan twee bij twee meter. Flits!!

“De liefde”, zegt Gaspard – nu we toch zo tegen elkaar staan – “is het allerbelangrijkste in het leven.” Ik, nieuwsgierig: “Ben je verliefd?” Gaspard lacht ontwijkend. Hij schudt zijn hoofd en zucht. “Rwandese vrouwen zijn moeilijk. Heel moeilijk…” O, waarom dan? “Vrouwen in Rwanda kijken niet in hun hart. Ze kijken alleen naar bezit.”

Gaspard wil dus rijk worden. Hij studeert economie en management. Geweldig! roep ik. Maar hij verwacht geen baan te vinden. Heel veel jongeren in Rwanda studeren. De staat geeft ook studiebeurzen aan weeskinderen van de genocide. Maar er zijn geen banen, zegt Gaspard. Een eigen zaak openen? Daar heb je kapitaal voor nodig. Ook dat heeft hij niet.

Het ziet er somber uit. Gaspard kijkt me diep in de ogen. “Ik houd niet van Rwandese vrouwen. Ik houd van blanke vrouwen.” Ik protesteer hard. Ik ben tien jaar ouder! En ik heb een vriend!

Gaspard begint te zingen, hij wijst naar een gospel-videoclip. “Hij zingt: Jezus heeft een wonder verricht in Rwanda.” Oja, vraag ik. Wat voor wonder dan? Dat weet Gaspard ook niet. Mijn gebrande cd’s zijn af. Ik krijg er een verleidelijke pasfoto bij van Gaspard.

We zullen vrienden worden. Op Facebook.

Roadtrip Rwanda

“Homoseksualiteit is een ziekte.” “De Westerse homobeweging geeft geld aan Afrikanen om te doen alsof ze homo zijn.” “Afrikaanse homo’s zijn hetero mannen en vrouwen die in Europa willen wonen.” “Hoe kun je eerst getrouwd zijn, kinderen hebben en dan homo worden? Geloof ik niets van!”

Soms hoor ik in Rwanda – in mijn ogen – zeer verrassende teksten. Ik sta met vlotte twintigers in een café in Kigali en mijn mond valt open. “Mijn vriend heeft twee ex-vriendinnen, die zijn nu lesbisch”, probeer ik. Even word ik vol ongeloof aangestaard. “Dan word jij ook lesbisch!!!” Luid gejoel in de bar. “Dat zou kunnen”, knik ik.

Ik doe er een schepje bovenop. Wisten jullie dat sommige Nederlandse politici jaarlijks staan te hossen op de Gay Pride, ons nationale homofeest? Hoofdschuddend vragen mijn nieuwe vrienden zich af: In wat voor idioot land woon jij?

Kayonga

Dorpen, plantages, fietsers, mensen die gewoon een beetje voor zich uitkijken, zoeven voorbij. Kinderen zwaaien. De taxichauffeur en ik wisselen wetenswaardigheden uit over onze levens. We zijn even oud, 32 jaar. Kayonga is getrouwd, katholiek en heeft dochters van 5 en 3. En ik? Ongetrouwd, geen kinderen. Misschien sluiten mijn vriend en ik een samenlevingscontract als ik thuiskom uit Rwanda.

Kayonga schatert het uit. “Een samenlevingscontract! Een contract! Is dat voor het leven?” “Eh… ik denk het wel”, zeg ik aarzelend. “Tenzij je het contract verscheurt natuurlijk. Maar ik hoop van niet.” Waarom ga je dan niet trouwen?”, roept Kayonga. Ik krab mijzelf nog eens achter de oren. “In Nederland zijn we niet zo bezig met tradities…” Kayonga zwijgt en richt zijn blik op de weg.

Het is goed dat je katholiek bent, zegt hij. Ik knik. Durf niet te zeggen dat ik de Roomse kerk vorig jaar vaarwel heb gezegd. Met drie officiële brieven naar katholieke instanties, een heel gedoe. Ik geloof niet meer in god. Laat maar.

“Wil jij even rijden?” vraagt Kayonga plotseling met schitterende ogen. “Ik? Hier? Nu?“ Hij zet zijn witte Toyota stil langs de kant van de weg, kijkt me vragend aan. Een halve minuut later zit ik achter het stuur – dat rechts zit – en scheur ik door de groene heuvels van Rwanda, over kronkelende wegen van rode aarde. Kayonga kijkt tevreden. “Jij bent een goede chauffeur. Maar rijd niet te hard!”

Vuurdoop in Kigali

Ik haal diep adem. Snuif nog eens. En nóg eens. Mijn rechtervoet verplaats ik van de onderste trede van de vliegtuigtrap naar de Afrikaanse bodem. Welkom in de voormalige Belgische kolonie Rwanda! Voor de eerste keer in mijn leven stap ik dit continent binnen.

Duizend lichtjes branden over de heuvels van Kigali. Een stad vol met billboards die schreeuwen: “Grow your dreams” en “Knowledge is power”. Overal zie ik jonge mannen die sjouwen en timmeren in betonnen kantoorgebouwen.

Een breed glimlachende parkeerwacht, gekleed in een groen hesje, wil het gevoel graag met me delen. “Ik ben trots op mijn land”, zegt hij. “Natuurlijk niet altijd. Niet op wat in 1994 is gebeurd. Maar nu hebben we weer hoop. Het gaat beter met ons.”

De PR-machine van de Rwandese president Paul Kagame – zijn strenge portret hangt overal – draait hier overuren. Rwanda is een van de armste landen ter wereld, heeft nauwelijks grondstoffen en leunt zwaar op de landbouwsector. Maar volgens de officials hier is Rwanda zéér kansrijk.

Het regenseizoen is net begonnen, op straat is het een drukte van jewelste. Kleine handelaren laden en lossen producten als koffie en thee. Bij mij in Nederland – waar ik vandaan kom – zie ik nooit zoveel mensen op straat. Tenzij ons nationale elftal een belangrijke voetbalwedstrijd wint.

Een vrouw met een baby staat voor me, ze kijkt me indringend aan. Wijst op haar buik. Honger? Ik denk aan het continental breakfast van Hotel Milles Collines – vers in mijn maag – en krijg acute buikpijn. Graai in mijn broekzak en duw een briefje van 1000 Rwandese francs in haar hand.

Naast mij begint een andere vrouw te protesteren. Zij wil ook. Ik kijk om me heen en zie dat veel mensen staan te kijken. Het schaamrood staat me op de kaken. Ik begin in versnelde pas te lopen, glij uit over een natte steen en val op mijn knieën. Overal gelach.

Ik forceer een grijns op mijn gezicht en sta rustig op. “Ca va! ça va!” Door de stromende regen, broek en schoenen onder de modder, zet ik mijn tocht voort. “Ik moet nog even wennen aan Afrika”, besluit ik. Morgen gaat het beter.