Vandaag een fijne zondagmiddagwandeling in de lentezon. Doel was het geboortehuis van een der beroemdste Brusselaars: Jacques Brel. Hier werd hij op 8 april 1929 geboren in dit huis aan de Diamantlaan 138 in Schaarbeek. Nu houdt een notaris er kantoor, dichte rolluiken en een verpieterde zolderetage. Aan de muur slechts een plaquette die herinnert aan de beroemde chansonier die hier ter wereld kwam:
Tag Archives: geschiedenis
Exit Leterme, part II
De soap van de Belgische premier Yves Leterme beleefde vrijdag zijn voorlopig laatste aflevering. Een zinderend einde! Geen kerstdiner met Festen-achtige taferelen tussen Vlamingen en Walen, maar een slotakkoord waarin rechterlijke en politieke macht verstrengeld bleken.
In een laatste poging om het familiekapitaal van Fortis te redden, dacht Leterme dat alles geoorloofd was, ook dwingende telefoontjes naar de top van justitie. Maar niets bleek minder waar: ook in bijna-bananenrepubliek Belgie moet je deze zaken gewoon gescheiden houden. En dus kon Leterme, met het schaamrood op de kaken, wéér in de auto naar de koning om het ontslag van hemzelf en van de hele Belgische regering aan te bieden. Jammer voor de man die anderhalf jaar geleden met bijna 8 ton aan stemmen overtuigend de verkiezingen won.
Vrolijk kerstfeest, Yves.
P.S. Wij waren er natuurlijk bij! Op BNR en bij BNN Today op Radio 1… Luister hier een verslag inclusief voetbal doelpunt (mijn eerste!):
[audio:http://www.levenoppluto.nl/audio/20081219_BNNToday_crisisBelgie.mp3]90 jaar vrede
Wij hebben vrij! Belgie herdenkt vandaag het einde van de Grote Oorlog 1914-1918. Precies 90 jaar geleden begon de Wapenstilstand. Hier geen bevrijdingsconcerten – zoals op 5 mei in Nederland – maar plechtige herdenkingen. In het stadje Ieper natuurlijk, hét slagveld van de Eerste Wereldoorlog in Belgie. WOI is de topattractie van deze regio langs de kleine rivier/voormalige frontlinie de IJzer. De oorlog leidt hier tot wilde verkleedpartijen, zoals bij deze bejaarde verpleegster die ik vond in Ieper.
Waar een Grote Oorlog klein in kan zijn
Het gestommel verstilt en langzaam wordt het weer drukker op de weg. Paarden en vooral heel veel mannen komen uit zijwegen en sluiten zich aan bij de stoet die zich langzaam richting het stadje beweegt. Het desolate landschap waar ze vandaan komen krijgt weer meer kleur en niet veel later klinkt de verlossing van mensen die het zo te horen naar hun zin hebben. Het lijkt surrealistisch maar hier midden in de ellende ontpopt zich ineens een stad. In woonhuizen, boerderijen en schuren: overal slapen, drinken, praten en feesten mensen. Talloze cafe’s zonder schreeuwerige uithangborden en helse verlichting maar met het vertrouwde kabaal van een grootstedelijke uitgaansstraat. Dames op de hoek van de straat lachen mannen schalks toe. Ze wenken en verschillende van hen kijken ondeugend om en gaan met hen mee de nacht in. Hier gebeurt het, welkom in Poperinge, het Parijs van het noorden.
Zo moet het geweest zijn. Poperinge in de Vlaamse westhoek was gedurende de Eerste Wereldoorlog de plek waar de manschappen die even vrij kregen van het front zich ophielden. Een kleine provinciestad die even de allure kreeg van metropool. Een kosmopolitisch centrum waar duizenden mensen uit verschillende landen zich ophielden, van West-Vlaming tot Brit en van Canadees tot Indiër. Zo zinderend als het ooit was, zo slaperig is het nu als ik Stefaan Paelinck moet geloven. Ik ontmoet de voor een kroegbaas wat schuchtere West-Vlaming samen met Sandra, een vriendin, bij de lokale Chinees. Crystal Palace is zo ongeveer de enige plek waar het stadje op deze avond nog een beetje leeft. Stefaan heeft mij zojuist een slaapplaats aangeboden omdat ik volgens hem nergens anders zou kunnen slapen in Poperinge.
‘In Poperinge gebeurt nooit wat,’ vertelt hij. ‘Ik ben zo ongeveer de enige reislustige Poperingenaar.’ Stefaan, geboren in Congo, verliet zijn geboorteland vrij snel om zich met zijn ouders te vestigen in het uit de kluiten gewassen dorp. Jaren later nam hij het café van zijn vader over en sindsdien opent hij elke dag om half negen zijn deuren voor dezelfde mensen. ‘Als ik te laat ben, bellen ze bij mij thuis aan,’ vertelt Stefaan. Eens per jaar laat hij zijn stamgasten in de steek en geeft hij zijn reislust de vrije loop. Voor Stefaan geen Oostende of Blankeberge maar verre oorden als Guatemala, Thailand of West-Afrika. Langer dan twee weken van huis zit er niet in, want dan zou hij zijn klandizie weleens kwijt kunnen raken. ‘Ja, dan kan ik niet meer naar de kroeg!’ roept Sandra lachend. Sandra is behalve ‘een’ vriendin van Stefaan ook een van zijn stamgasten. Zij is duidelijk minder reislustig want zelfs bij het horen van de plaatsnaam Ieper trekt ze direct een vies gezicht: ‘Die van Ieper zijn heel anders dan hier! Ze zijn daar veel duurder… en arroganter.’
De volgende morgen, vlak voor de kroeg opent, vertrouwt Stefaan mij toe dat hij nog steeds droomt van een leven ver weg van dit kleine, onveranderlijke kringetje. Hij laat ons trots zijn café zien dat is gevestigd in een oude kerk. Buiten wijst hij me op de in de muur gekerfde initialen die soldaten hier een kleine honderd jaar geleden achterlieten. Sporen van een tijd waarin Poperinge er nog toe deed. Eigenlijk had Stefaan, ondanks alle verschrikkingen, toen zoveel beter in deze stad gepast dan nu. Als ik het cafe verlaat om weer op pad te gaan, kijkt hij me wat beteuterd na, je ziet hem denken ‘kon ik maar mee.’
De volgende dag rijd ik, alle waarschuwingen van Sandra ten spijt, door naar Ieper. En ik moet haar gelijk geven: deze stad lijkt in alles de tegenpool van Poperinge. Ieper heeft de taak van bruisend oorlogscentrum overgenomen. Ironisch maar waar: tijdens de oorlog lag Ieper in puin en maakten buitenlanders hun geld op in Poperinge, tegenwoordig wordt Ieper overspoeld door toeristen met op het menu steevast: een rondje (loop)graven, het Flanders Fields Museum, frieten op de markt, The Last Post bij Menenpoort en een doosje pralines toe.
De Vlaamse Westhoek heeft op mij al langer een bijzondere aantrekkingskracht. Niet vanwege het landschap, de mensen of het soms bijkans onverstaanbare dialect, maar omdat de regio geschiedenis tot in zijn poriën heeft. Ik maakte voor het eerst echt kennis met het gebied op excursie tijdens mijn studie geschiedenis. De Grote, voor ons Nederlanders zo onbekende, Oorlog greep me vast en ik wist dat hij me nooit meer los zou laten. Hoe denkt een mens als hij vrijwel zeker weet dat hij dit spektakel niet zal overleven? Maar sinds ik in België woon is er een nieuwe fascinatie bij gekomen: AVV-VVK, Alles Voor Vlaanderen, Vlaanderen Voor Christus.
‘Om Vlaanderen beter te kunnen begrijpen, moet je een keer op de IJzerbedevaart geweest zijn,’ hadden meerdere collega-correspondenten mij verzekerd toen ik hier aankwam. De IJzerbedevaart is de jaarlijkse herdenking van Vlaamse slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog. Het evenement vindt plaats bij de IJzertoren in Diksmuide, een tweeëntwintig etages hoog museum over de Eerste Wereldoorlog en de Vlaamse beweging. De IJzerbedevaart is het hoofddoel van mijn tocht. Op de weg naar de toren kleurt alles om mij heen langzaam geel-zwart met petjes, t-shirts, sjaaltjes en vooral heel veel vlaggen, allemaal in het teken van de Vlaamse Leeuw. Aan zoveel nationalisme om mij heen ben ik niet gewend. Nederland kleurt alleen oranje op koninginnedag en bij sportwedstrijden, onze driekleur gaat alleen op bevrijdingsdag uit. Iedere keer als rood-wit-blauw op een andere plek opduikt krijg ik een vieze bijsmaak. In Vlaanderen is het regionale stuk stof elke dag op talloze plekken te zien, hier in Diksmuide is hij vandaag echt overal.
Om half drie begint de bedevaart, er worden toespraken gehouden, een orkest speelt wat korte stukken en er worden kransen gelegd. Het geheel komt op mij nogal bevreemdend over, het heeft iets weg van een Roomse kerkdienst, traag, slecht theater. Als voorzitter van het IJzerbedevaartcomite Walter Baeten zijn speech houdt, begrijp ik het helemaal niet meer. Eerst roept hij op tot verdraagzaamheid en pacifisme om daarna meteen een draai van honderdtachtig graden te maken en de Walen een veeg uit de pan te geven. De oorlog lijkt hier haast onethisch ver weg.
Terug in Ieper besluit ik mijn licht op te steken bij Piet Chielens, directeur van het internationaal georiënteerde Flanders Fields Museum. Bij het horen van de termen IJzerbedevaart en IJzerwake laat hij met een zucht zijn hoofd in zijn handen zakken. ‘Daar wordt nog steeds politiek bedreven over de hoofden van de doden van de Oorlog,’ brandt hij los met een zekere hulpeloosheid in zijn stem. ‘De oorlog heeft een rol gespeeld in de Vlaamse bewustwording maar de nuance is zoek. Neem bijvoorbeeld het hardnekkige verhaal dat er vooral veel meer Vlaamse soldaten zijn omgekomen dan Waalse, dat is volledig achterhaald. Toch dringt dit niet tot de Vlaamse beweging niet door, het verhaal van de oorlog is daar een totaal eigen leven gaan leiden.’
Als buitenstaander zie ik wel wat in Chielens visie. De Grote Oorlog is in Vlaanderen voor velen de kleine oorlog van de Vlaamse emancipatie geworden. Zouden die soldaten het toen ook zo gezien hebben? Of streden ze voor een grotere zaak in naam van vrede, vrijheid en internationaal broederschap? Misschien begeef ik me op glad ijs maar ik ben bang dat veel Vlaamse slachtoffers van deze zinloze oorlog zich nu omdraaien in hun graf bij zoveel nationalistisch vertoon terwijl het land waar zij voor streden uit elkaar dreigt te vallen.
Nederpop begon in België
Geen Pinkpop afgelopen zondag maar deze zomer vieren we wel dat de Nederpop vijftig jaar bestaat. Toch brak de Nederpop eigenlijk echt door in België, op de Expo 58 om precies te zijn.
De Belgen zelf pakten tijdens de wereldtentoonstelling groots uit met veel aandacht voor hun geweldige kolonie Congo. Hoe fantastisch de Belgen hun Afrikaanse landgenoten ook vonden, de Congolezen kozen twee jaar later voor onafhankelijkheid. Ook de Nederlandse inbreng had een strikt koloniaal karakter. In het paviljoen Hawaian Village traden vooral Nederlandse Hawaï-bands met Indische roots op. Vooral de Mena Mouria Ministrals & Rudi Wiarata mochten er wezen.
Tussen de ukulele’s, slidegitaren en bloemenslingers door speelde een eveneens Nederlandse pauzeact die de hele Expo op zijn grondvesten deed trillen. Het waren de Tielman Brothers uit Breda maar met overduidelijke wortels in de Gordel van Smaragd. De Indische broers trakteerden het vaak deftige Europese publiek op een nieuwe, ongekend wilde muzieksoort die weldra hele kuddes jongeren in zijn greep zou hebben: de rock en roll.
Hun liveshow was waanzinnig. De jongens konden alles met hun gitaren: ze bespeelden hem in hun nek – zoals Jimi Hendrix later ook zou doen – en deden overgooi spelletjes met hun besnaarde planken. Dit alles vergezeld met voor die tijd pikant heupgewieg. De Tielmanbrothers speelden op de Expo slechts twintig minuten maar jaagden in die korte tijd menig ouder de stuipen op het lijf. Kijk hieronder en denk aan je oma of je moeder als meisje van zestien:
[youtube]http://www.youtube.com/watch?v=2WeXrTzxBTI&[/youtube]
De optredens op de Expo waren niet het enige Belgische aspect aan de Tielman Brothers. Naar aanleiding van hun excentrieke show mochten de Indische broers in die zomer ook hun eerste single opnemen. De studio waar dat gebeurde lag eveneens in Belgie. Overigens maakten de Tielman Brothers niet alleen Nederlandse en Belgische meisjes gek: in de jaren vijftig en zestig speelden ze ook veel voor in Duitsland gelegerde militairen.
Het Vlaamse proefballonnetje van Wilders
Geert Wilders wil Vlaanderen bij Nederland voegen zo vertelt hij maandag aan de Telegraaf. Hij beweert dat de Vlamingen meer gemeen hebben met ons Nederlanders dan met hun Franstalige landgenoten. Wilders wil zo ‘de puinhoop’ in Belgie oplossen. Wij van Leven op Pluto raden Wilders aan eerst een tijdje hier te gaan wonen voordat hij deze conclusie trekt. Niet alleen onze eigen ervaringen maar ook die van andere Nederlanders die wij hier ontmoeten laten zien dat het cultuurverschil groot is.
Wij noemen er enkelen: de manier van zaken doen, het absurdisme, de bedrijfscultuur (de baas is de baas), de indirecte manier van communiceren, het bourgondische leven etcetera, etcetera. In al deze zaken lijken de Vlamingen meer op hun Franstalige landgenoten dan op de Nederlanders. Met ons delen ze eigenlijk alleen de taal.
Ondertussen wil de perroxide politicus wel van de Nederlandse Antillen af. Dit getuigt van een gebrekkige kennis van Nederlandse geschiedenis en indentiteit. Belgie maakte slechts vijftien jaar, van 1815 tot 1830, deel uit van Nederland terwijl de eilanden in Caraibische zee al sinds 1634 ‘Nederlands’ zijn. Erger: de Nederlanders creerden de Antillen terwijl Vlaanderen bijna zijn gehele geschiedenis van andere naties deel uitmaakte. Als Wilders het land wil uitbereiden kan hij dat beter op typisch Nederlandse wijze doen: overzee, in de tropen. Neem Suriname bijvoorbeeld terug, de puinhoop in dat land is vele malen groter dan hier en onze geschiedenis en cultuur staan dichter bij elkaar.
Maar Wilders vergeet vooral dat de Vlamingen aan allerhande opties denken maar zelden tot nooit aan een aansluiting bij Nederland. Er wordt hier meestal zelfs lacherig gedaan over de Nederlandse wensen om Vlaanderen bij Nederland aan te sluiten. ‘Wij aanplakken bij Nederland? Dat zouden die arrogante Ollanders wel willen…’
Beste meneer Wilders: leer de Nederlandse geschiedenis en hou op met dit soort slecht gefundeerde proefballonnetjes. Echt, we zijn beter af in twee landen: Belgie en Nederland.
Nederlandse soldaten in de loopgraven
Gisteren overleed de laatste Franse veteraan van Eerste Wereldoorlog. 110 jaar oud was hij. De enige overgebleven Duitse veteraan blies op nieuwjaarsdag zijn laatste adem uit. Het schijnt dat in Canada, Engeland, de Verenigde Staten nog enkele honderdplussers rondlopen die gevochten hebben in de Grote Oorlog. Nog even en niemand kan het verhaal nog navertellen.
Wie dacht dat Nederlandse soldaten in de eerste wereldoorlog alleen maar kaartend de grenzen van hun neutrale land bewaakten, heeft het mis. Ook Nederlandse soldaten dienden in de loopgraven aan het front. Het waren geen fanatieke militairen uit Alkmaar of Dordrecht maar jonge mannen die enkele jaren daarvoor naar Canada waren getrokken om een nieuw leven te beginnen. Dromend van grote landerijen en veel ruimte voor hun kroost.
Misschien dachten ze dat de oorlog zo voorbij zou zijn en dat ze daarna hun familie en vrienden in Nederland konden opzoeken. Even met het vliegtuig heen en weer zat er in die dagen nog niet in. Afgelopen weekend maakten wij op uitnodiging van de postdoctorale kunstopleiding DasArts uit Amsterdam een korte trip door de Ieperse velden van welleer. Daar werden wij onder de Menenpoort gewezen op een van die Nederlanders: P.F. van der Maaten. Hij zou zijn familie en vrienden in zijn moederland echter nooit meer weerzien, hij sneuvelde in de modder rond Ieper.
Maar het kan altijd nog dramatischer: de Belg Vangheluwe verruilde zijn West-Vlaamse geboorteplaats Roeselare voor avontuur overzee. Hij meldde zich bij het leger om zijn moederland te bevrijden. Vangheluwe zou Roeselare echter nooit bereiken, die stad lag enkele kilometers achter de Duitse loopgraven. In de voortuin van zijn jeugd kwam ook deze arme Belg om.
Nu prijken de namen van de Belg en de Nederlander op Menenpoort in Ieper tussen tienduizenden anderen. Maar wat staat eronder een andere naam? Vangheluwe diende als ‘Vemel’ en van der Maaten als ‘Martin’. Waarschijnlijk waren hun namen te ingewikkeld voor de militair die hun inschreef. Ook gewone Canadezen, Amerikanen en Britten schreven zich soms onder een andere naam in. Een strafblad was voor hen vaak de reden. Na de oorlog hoopten deze criminelen onder een nieuwe identiteit verder te leven. Het maakte het leger niet uit of je naam echt was, ze hadden kanonnenvlees nodig, eindeloos veel kanonnenvlees.
Hoe Napoleon zijn Waterloo vond
‘Merde’, moet de kleine keizer hebben geroepen. Luid gejuich ging op in de Lage Landen. Napoleon was in de pan gehakt en het Franse leger vertrok met de staart tussen de benen. Een jarenlange oorlog was voorbij. Bonaparte werd op een boot gezet naar het eiland Sint Helena, een van de meest onbereikbare plekken op aarde.
Tienduizenden mannen werden hier neergemaaid, vertrapt en doodgeschoten. Het regende die dag, 18 juni 1815. Vandaag zijn de velden van het Belgische Waterloo overgoten met zon.
Zo groots als de Fransen Napoleon herinneren, zo klein en afwezig is hij hier. We beklimmen de heuvel die uitkijkt over het voormalige slagveld. Bovenop vinden we geen beeld van de machtige keizer, maar een reuzachtige stenen leeuw. Een aandenken van koning Willem I der Nederlanden (Nederland én België). De kersverse vorst was apetrots op zijn zoon, de Prins van Oranje, bevelhebber van de Nederlandse troepen. Prins Willem vocht aan de zijde van Engeland, Schotland en Pruisen, raakte tijdens de slag licht gewond en kreeg de bijnaam ‘Held van Waterloo’.
Met moeite vinden we Nappy, even verderop op de parkeerplaats. Gereduceerd tot een klein gehavend beeld tussen de treurwilgen. In de tegenover gelegen grote Taverne Wellington, vernoemd naar de zegevierende Britse opperbevelhebber, kun je thee drinken op z’n Engels. De Corsicaan zal zich omdraaien in zijn graf.
Het is duidelijk, Napoleon was in deze streek eerder gehaat dan geliefd. Gelukkig kan hij bij de Fransen op meer enthousiasme rekenen.
De man van 1.67 meter, die zoveel jonge mannen de dood in joeg, ligt tot op de dag van vandaag in het meest megalomane graf van Frankrijk: Dome des Invalides in Parijs. Wie Napoleon een held vond raden wij aan daarheen te gaan. Voor ons overwinnaars is zijn wat lullige, originele grafsteentje op Sint Helena misschien meer gepast. Een reisje daarheen – dertien dagen per postboot – kost een paar duizend euro maar dan heb je ook wat.
Is de Benelux wel jarig?
Zondag 3 februari vierden we in Nederland en België het vijftig jarig bestaan van de Benelux, meldden pers en media. Toch kreeg ik van mijn moeder in 1994 een zilveren tientje dat ook beweerde dat de Benelux vijftig jaar bestond. Hoe oud is de Benelux nu eigenlijk?
Een lesje geschiedenis: najaar 1944, er heerst euforie in Londen. De geallieerde troepen rukken op en de Nederlandse en Belgische regering in ballingschap verwachten de spoedige bevrijding van de lage landen. De jaren in Londen hebben tot goede banden tussen Nederland, Luxemburg en België geleid, want op 5 september 1944 ondertekenden de drie landen hun voorlopige douaneovereenkomst. Allerhande zaken zoals de late bevrijding van het noorden van Nederland en de vele voorbereiding voor het verdrag leiden er toe dat dit verdrag pas op 1 januari 1948 in werking treedt.
In de daarop volgende tien jaar hopten de drie landen van crisis naar crisis omdat Nederland de concurrentie zou vervalsen. Uiteindelijk ondertekenden België, Nederland en Luxemburg op 3 februari 1958 het verdrag van de Economische Unie van de Benelux. Daarin stond een samenvatting van het verdrag uit 1948 met enkele wijzigingen. Ook dit verdrag leverde problemen op waardoor het pas in juni 1960 in werking trad. Na september 1994 en vandaag kunnen we dus ook in juni 2010 vieren dat de Benelux vijftig jaar bestaat.
En dat is nog niet alles. Nederland klopt zich regelmatig op de borst als uitvinder van de Europese Unie. Onterecht, want de grondslag voor de Benelux werd al in 1921 gelegd. België en Luxemburg sloten toen de eerste economische unie van Europa. Deze unie werd in 1944 uitgebreid met Nederland. De echte uitvinders van de Benelux en de EU zijn dus de Belgen en de Luxemburgers!
Kortom: het verjaardagspartijtje lijkt eerder een PR stunt want de Benelux heeft Abraham al lang voorbij zien komen.
Volgt u het nog? Voor de duidelijkheid vandaag vieren we dus de instelling van de economische unie van België, Nederland en Luxemburg. Nog even de geboortedata van de Benelux op een rij:
21 juli 1921: Luxemburg en België sluiten een economische unie
5 september 1944: Voorlopige douaneovereenkomst tussen België, Nederland en Luxemburg.
1 januari 1948: De douane-unie treedt in werking
3 februari 1958: De instelling van de Economische Unie Benelux
3 juni 1960: Het verdrag uit 1958 treedt in werking