Tag Archives: Interview

Het vieze boekje van Pieter Groen

Een jaartje naar India, Zuid-Amerika of Australië: veel scholieren gaan na hun examen even op avontuur. Ook in de achttiende eeuw vertrokken jonge avonturiers al naar de koloniën en enkelen hielden daarover een dagboek bij. Prachtig materiaal voor een voorstelling, bedachten Jaime Ibanez en Jornt Duyx.

‘Die jeugd van tegenwoordig!’ hoor je ouderen regelmatig verzuchten, alsof zij zelf nooit jong zijn geweest. Ze leven met de illusie dat zij braaf waren en jongeren nu totaal losgeslagen zijn. Helaas: wie de geschiedenis bestudeert, ziet dat jonge mensen altijd al experimenteerden en op avontuur gingen – en dat ouderen dat altijd veroordeelden.

Neem de negentienjarige Pieter Groen. Hij vertrok in 1792 naar de Nederlandse kolonie Berbice, naast Suriname. Hij hield er twee verslagen van bij: een technisch reisverslag, en een verhandeling over de dames die hij op zijn reis veroverde. “Hij had er een apart boekje voor”, vertelt Jaime Ibanez. “Daarin nummerde hij de dames en beschreef hij zijn affaires heel nauwkeurig in gelaagde verhaaltjes met hemzelf als held. We hebben die verslagen tot een dubbele one man show bewerkt. Ik vertel het verhaal en heb er primitieve animatie-installaties bij gemaakt, terwijl Jornt een muzikale reis maakt van Europa naar Amerika en de Cariben.”

Na de voorstelling blijft er één vraag over: hoe liep het verder af met Pieter Groen? Ibanez laat weten dat het na zijn avonturen in de ‘West’ bergafwaarts ging. Terug in Nederland trouwde Groen met zijn nicht. De zaken gingen slecht en hij moest steeds kleiner gaan wonen. Daar is hij vast een klagende oude man geworden: die jeugd van tegenwoordig, rücksichtslos!

Jaime Ibanez & Jornt Duyx – Pieter Groen gaat naar de Barbiesjes. 19 t/m 22 juni, 16.00 en 23.00 uur; 23 juni 12.30 en 16.00 uur, locatie 39 Teunis Plak – Midden, €11

De Kift vat samen

De Kift viert dit jaar zijn zilveren jubileum en dat zal Oerol merken. De band geeft in twee verschillende (!) optredens een samenvatting van hun rijke carrière, met speciale aandacht voor nummers uit de voorstellingen die op Oerol stonden.

“De Kift is op het eiland!” Het begint altijd al een beetje te gonzen als de punkfanfare zijn opwachting maakt. De Kift hoort een beetje bij Oerol, zoals het festival bij de band hoort. “Oerol is voor ons altijd een mooie gebeurtenis waar we zuinig op zijn, daarom staan we ook niet ieder jaar op het festival”, vertelt drummer Wim ter Weele, die samen met Ferry Heijne De Kift ooit oprichtte.

Gaaphonger, een voorstelling over Willem Barentz, was in 1996 de eerste voorstelling waarmee De Kift op Oerol stond. “We speelden toen in een schuur van Jan de Jong, de eigenaar van de Vijfpoort. We leerden hem kennen en gingen andere programma’s ook doen bij hem in de kroeg.” Ter Weele moet lachen als hij terugdenkt aan de optredens in een een stampvolle Vijfpoort: “We speelden vaak twee keer per dag waarbij we de tweede keer in zeiknatte kleren van het eerste optreden het podium betraden.”

Hoogtepunten uit de geschiedenis van De Kift op Oerol zijn natuurlijk de voorstelling The Master and Margarita met Tryater in 2010 en de opera Vier voor Vier uit 2003. De Kift hoopt volgend jaar weer met een nieuwe productie op Oerol te staan. “We hebben samen met het Franse gezelschap Le Phun en de Franse band Monofocus een voorstel voor een nieuwe grote productie gedaan. Le Phun stond eerder ook op het festival en we hebben met hun samen een voorstelling gemaakt in de straten van hun thuisstad Toulouse. Het was een soort optocht midden in de winter, inclusief hagel en kou, echt fantastisch.”

Maar: 2014 is nog ver en voordat De Kift zich op de toekomst kan richten vat het eerst zijn geschiedenis tot nu toe samen. “We zijn begonnen met het opnieuw spelen van oude nummers en hebben er nu zo’n vijfenveertig op het repertoire. We kunnen die niet allemaal op Oerol spelen maar het is wel ruim voldoende om twee totaal verschillende sets te spelen. Ik hoop iedereen dan ook op beide optredens te zien!”

De Kift – Jubileumtour A-po-ca-lyp-tisch! 17 juni, 17.00 uur Groene Strand, West en 21.00 uur Westerkeyn, Midden, met entreebandje

Fatou Bensouda, puppet or hero?

Eindelijk Fatou Bensouda geïnterviewd, de procureur van het Internationaal Strafhof in Den Haag (ICC). Eerste vraag in een serie van 6: Bent u een marionet van het Westen?

Deze video is onderdeel van Regards sur Gbagbo van de Wereldomroep nieuwe stijl. Het is een platform voor jonge Ivorianen over de zaak van hun oud-president Laurent Gbagbo bij het ICC. Klik op de banner boven voor de hele (Franstalige) website:

Johnson Sirleaf: I’ll not fire my sons

Ellen Johnson Sirleaf, the president of Liberia, is a beloved leader around the globe. She received the Nobel Peace Prize 2011. Yet, in her own country she’s been accused of nepotism. I was on hand for an exclusive interview.

Three of your sons have been appointed to high government positions. How do you explain this?

“We have a country that has a very low capacity. Some of our institutions – the ones that have to carry out the important reforms for the transformation of our country – simply do not have the capabilities. They also sometimes lack the sufficient integrity to be able to do what is right.”

“We have to place certain people close to us in positions to carry out our mandate of reform at the level of competence and honesty that is needed.”

“Nepotism is putting somebody who is a relative in a position for which they don’t have the qualifications, integrity or competence. There are times when you have to hire relatives, even when it’s a temporary measure, to achieve your objectives.”

You’ve accused former Liberian president William Tolbert of nepotism because he put his relatives in powerful positions. Do you think they were competent?

“Oh absolutely they were competent. Look, I’ve been criticized now too. But meeting your objectives at the end of the day is what counts most.”

So you will not fire your sons? To show that you are a hero of anti-corruption?

“No, I will not. There is a mandate and there’s a job to be done. When that job and mandate is done, perhaps they’ll move on to other things.”

Government officials in Liberia sometimes earn up to 10,000 dollars a month. Is there anything you can do about that?

“We have to recruit Liberians of certain professional skills and experience to certain strategic posts. If we do not pay them well, we will not be able to recruit them. We actually pay foreigners on our technical assistance programme much more than that.”

“If a Liberian is qualified and competitive and if we want to get them, we’ve got to do that. Those Liberians getting positions and getting high salaries are strong, experienced managers, recruited from corporations abroad. Their skills are desperately needed to build our country. Liberians should not criticise those who come home with the right skills to rebuild their country. We need them at home.”

How will you gain trust in Liberia?

“I have trust in Liberia. I’m not talking about the noisy minority – that’s just all part of transformation. I’m talking about a
satisfied majority who I meet in rural areas and who are pleased that their lives have changed, their incomes have increased and they’re getting better services.

“We accept the criticism and the comments. We also accept the adulation and the praise. That’s part of moving ahead in a democratic society where all rights are respected and protected. Liberia is making progress and the majority of the Liberians and the international community is quite aware and recognizes that.”

Ellen Johnson Sirleaf visited the Netherlands to receive an Honorary Doctorate Degree at Tilburg University on 9 November.

Eigenlijk kan Cirkus Treurdier niet op Oerol staan

Met de straattheatervoorstelling ‘iedereen te koop’ denderde Circus Treurdier vorig jaar over het eiland. Wie wilde dat het collectief een scene speelde of liedje zong moest betalen. Ondertussen liepen de acteurs rond in kleding met merknamen erop. “Die voorstelling is een beetje uit nood ontstaan we warenals gezelschap nog onbekend en moesten ons in kijker spelen daarnaast hadden we geen budget. En door zo openlijk op zoek te gaan naar geld hadden we ook nog een maatschappelijk thema beet.”

De markt speelt in hun nachtcafe op Terschelling een minder grote rol al is het niet helemaal afwezig. Circus Treurdier beschouwt het zoeken naar nieuwe manieren van financieren als substantieel onderdeel van het gezelschap. “De afgelopen decennia gaven we kunstenaar subsidie zodat ze in alle rust hun werk konden doen. Maar door dat systeem is er een afstand ontstaan tot de maatschappij. Doordat wij zo actief naar geld zoeken hebben doorlopen echt contact met mensen in alle uithoeken van de maatschappij. Het mooie is dat die contacten inspirerend zijn en energie geven.”

De revue achtige voorstelling Nachtcafe speelt Circus Treurdier ook in Amsterdam waar ze ook het horecadeel zelf doen. “De financiering van Circus Treurdier rust op vijf pijlers: sponsoren, traandeelhouders, horeca-inkomsten, een beetje subsidie en kaartverkoop,” legt Spijkerman uit. “Door de inkomsten te spreiden zijn wij minder kwetsbaar.”

Hoewel Spijkerman het een eer vindt om op Oerol te mogen spelen, is hij wel krtitisch op de organisatie. “We staan in Heartbreak Hotel die tijdens onze voorstelling een mooie baromzet draaien. Onze enige inkomsten komen uit de kaarteverkoop waarvan 25% voor oerol is. We hebben dus geen eigen horeca inkomsten, mogen onze sponsoren niet meenemen en eigenlijk mochten we van Oerol ook geen traandeelhouders werven. Daarvoor heb ik echt moeten vechten.”

De regelmatig in konijnenpak rondhuppelende Spijkerman is ineens bloedserieus. “Als ons de mogelijkheid niet eens wordt geboden kiet te spelen, kunnen wij, gezelschappen uit het middensegment, hier niet meer staan,” legt Spijkerman uit. “Bijhandel als verkoop van t-shirts en CD’s mag niet, je mag zelf geen drank verkopen en kaartopbrengst is laag. Kortom: op Oerol staan is duur. Dus kunnen straks alleen jonge makers die het zien als investering hier staan en gesubsidieerde gezelschappen die geld zat hebben op het festival staan.”

“Oerol zou wat oude principes overboord moeten zetten en ons de mogelijkheid moeten geven om creatief te zijn, ook op ondernemersvlak. Want wat is er op tegen als ik erin slaag om zelf mijn voorstelling te financieren?” Spijkerman is ondanks zijn kritiek dol op het festival. “De sfeer op het eiland en het publiek hier zijn geweldig en ook de samenwerking met Heartbreakhotel is fantastisch. Oerol is mijn lievelingsfestival en ik hoop gewoon dat ik hier in de toekomst ook nog kan staan.”

Circus Treurdier – Het eeuwige nachtcafe IV. 22 en 23 juni, 20.30, locatie 52 Heartbreak Hotel – oost

“Je kunt geen wegen tot de oneindigheid aanleggen.”

Vlaams minister van Verkeer Hilde Crevits heeft het niet makkelijk. Wie in haar gebied even echt flink op het gaspedaal drukt, rijdt binnen onafzienbare tijd over andermans grondgebied. Wallonie, Brussel en Nederland zijn nooit ver weg. Dus gaat Crevits er prat op goede relaties te hebben met haar collega’s. Duidelijk goed gemutst laat ze weten: “Ik ervaar dat elke dag.”

210 kilometer. Dat is de afstand die minister Hilde Crevits (1967) elke dag weer aflegt om van haar huis naar haar kabinet (Vlaams voor ministerie) in Brussel te komen. 105 kilometer werken en bellen heen, 105 kilometer werken en bellen terug, want christen-democratische politica woont nog altijd in haar geboorteplaats Torhout.

Elke dag op en neer, en Crevits doet dat niet om als minister de staat van de wegen te controleren. Nee, als een een echte Vlaamse politica is ze stevig verankerd in haar eigen regio. Ze is er geboren en getogen en begon er haar politieke carriere. Nog altijd is ze naast minister ook gemeenteraadslid in de kleine gemeente onder de rook van Brugge.

De Vlaming en de kerktoren van de plek waar ze ter wereld kwamen, het blijft een onverslaanbaar duo. Over de vraag welke weg de minister zelf het meest koestert, hoeft ze niet lang na te denken: “De E403 van Kortrijk naar Brugge met afrit Torhout, dat is mijn afrit naar huis,” klinkt het resoluut. “Ik heb deze afrit al op alle mogelijke uren van de dag gezien, in het donker, in de opgaande of ondergaande zon en ook al in de regen en de mist. Het is hetzelfde maar toch telkens anders… en het is ook wel telkens thuiskomen.”

(foto: www.hildecrevits.be)

In de volksmond mag Crevits dan minister van verkeer genoemd worden, officieel prijkt er ‘mobiliteit en openbare werken’ op haar visitekaartje. Behalve van snelwegen, op- en afritten en strooizout is ze ook minister van “Busje komt zo” zoals ze het zelf typeert. Openbaar vervoer dus. Om alles ingewikkeld te houden is ze niet de enige met een dergelijk ambt in Belgie. De federale regring van het land, Brussel en Wallonie hebben ieder hun eigen mobiliteitsminister.

Een Vlaams minister van verkeer. Het zal vooral onze Nederlandse lezers wat vreemd in de oren klinken. Heeft een klein land als België niet genoeg aan een Belgische minister van verkeer?
“Mijn bevoegdheden mobiliteit en openbare werken zijn ruimer dan de investeringen in wegen alleen. Tot mijn pakket behoort ook het openbaar vervoer, havens, regionale luchthavens, bruggen, waterwegen, verkeerseducatie, kustverdediging… Vlaanderen staat voor grote uitdagingen door zijn specifieke situatie: heel veel lintbewoning, veel verstedelijkte gebieden die kort op elkaar liggen, enkele grote economische poorten met een invloed op de mobiliteit… Deze specifieke (grondgebonden) situatie vraagt ook een gerichte aanpak en die doen we via het Vlaamse mobiliteitsbeleid.”

Toch kunnen bussen, wegen en stranden niet praten en hebben dus weinig met taal te maken. Bovendien: zowel Wallonië als Vlaanderen hebben toch belang bij een goed en op elkaar aangesloten wegennet. Levert dat echt geen (verkeers)opstoppingen op?
“Er zijn gemeentewegen en gewestwegen. En tot voor kort waren er ook nog provinciewegen. Net zoals in andere federale staten zoals Duitsland en Zwitserland zijn er in België een aantal bevoegdheden overgeheveld van de federale staat naar de gewesten. Maar wees gerust, onze wegen en ons openbaar vervoernetwerk sluiten op elkaar aan. Dat ervaar ik zelf elke dag.”

Hoe liggen de verhoudingen tussen de Belgische staatssecretaris van mobiliteit en u als Vlaams minister?
“Mijn relatie met mijn federale collega, staatsecretaris voor Mobiliteit Etienne Schouppe, is uitstekend! We hebben ook regelmatig overleg. Ook met mijn andere collega’s van het Brussels en Waals gewest heb ik contact.”

De grootste uitdaging van iedere minister van verkeer is om iets te doen aan de grootste frustratie van de automobilist: de files. U heeft er vast wel eens over nagedacht, enig idee hoe dit probleem op te lossen zou zijn?
“Er is geen simpele oplossing voor de files. Het vereist een integrale aanpak. Uit een recent verplaatsingsonderzoek blijkt dat alle Vlamingen samen zo’n 21 miljoen verplaatsingen per dag doen. We nemen de auto voor ruim tweederde van alle verplaatsingen. Opmerkelijk is dat bij de helft van de mensen die op maximaal 5 km van hun werk wonen, toch de auto gebruiken. Hier is nog een groot potentieel voor de fiets. De huidige cijfers geven stof tot nadenken over hoe we in de toekomst gaan verplaatsen. De bevolkingsgroei, de vergrijzing en de daling van het aantal mensen per gezin zullen er enkel voor zorgen dat we ons nog meer gaan verplaatsen. We kunnen geen wegen tot in de oneindigheid aanleggen.

“In beleid zet ik nu in op verschillende sporen: investeren in fietspaden om meer mensen op de fiets te krijgen, net zoals in Nederland, waar er een echte fietscultuur is. Verder wil ik het openbaar vervoer meer vraaggestuurd maken en om de doorstroming op de weg te verbeteren wil ik zogenaamde slimme wegen aanleggen. Dat kan met dynamische borden zodat de weggebruikers over accurate info beschikken en hun traject kunnen aanpassen.

“Ook wil ik een aantal missende verbindingen aanleggen. Tegen het einde van mijn legislatuur moeten er zes in uitvoering zijn: Noord Zuid Kempen, Noord Zuid Limburg, derde scheldekruising in Antwerpen, de A11 naar Zeebrugge, N60 rondweg in Ronse, vervollediging van de zuidelijke tak van de R4 in Merelbeke.”

Waar liggen in de nabije toekomst de andere grote uitdagingen in het Vlaamse verkeer?
“Infrastructuur moet sterk, veilig en slim zijn. Ik ben gestart met een grote inhaaloperatie om de onderhoudsachterstand in te lopen. De autosnelwegen wil ik weer in goede staat hebben tegen 2015, de gewestwegen tegen 2020. Gevaarlijke kruispunten worden systematisch aangepakt, zodat ongevallen dalen. Verder streef ik naar een juiste verhouding tussen fiscaliteit en prijs. Rond 2013 willen we een kilometerheffing voor vrachtwagens invoeren. Voor personenwagens willen we een vergroening van de autofiscaliteit op basis van milieucomponenten van de auto’s.

“Tot slot wil ik inzetten op multimodaliteit. Als we ons verplaatsen moeten we niet exclusief kiezen voor het ene of het andere vervoersmiddel, maar voor een combinatie. Daarom moeten er naadloze overstappunten voor personenvervoer komen, van fiets naar trein, bus en/of auto.”

(foto: www.hildecrevits.be)

Nederland
Spannender dan de interne Belgische mobiliteitsverhoudingen is wellicht de relatie met Nederland. De Vlaamse en Nederlandse regeringen steggelen wat af. Nederland doet moeilijk over ontpolderen in Zeeland en Vlaanderen jaagt de Nederlandse automobilist op kosten door een wegenvignet in te voeren. Hoog tijd de Vlaamse minister te vragen naar de verhoudingen met het buurland.

Heeft u regelmatig contact met uw Nederlandse collega?
“Sinds de vorming van de nieuwe Nederlandse regering heb ik al een paar keer minister Melanie Schultz van Haegen ontmoet onder andere over de nieuwe sluis van Terneuzen. De gesprekken zijn zeer constructief.”

Ik begrijp dat u hier een diplomatiek antwoord geeft maar toch zijn er nogal wat zaken die niet helemaal soepel lopen. Denk maar eens aan de ijzeren rijn, de Hedwigepolder en het wegenvignet. Waarom zitten de twee buurlanden elkaar op dit gebied eerder dwars dan dat ze elkaar sterker te maken?
“Kijk, ieder heeft in elk dossier zijn eigen aandachtspunten. En daarover moeten we samen tot een vergelijk komen. En dat proberen we te doen door constructief met elkaar te overleggen.”

CV Hilde Crevits

1967 geboren te Torhout

1985-1990 studie rechten in Gent

2000-2004 provinciaal raadslid CD&V, West-Vlaanderen

2001-2007 eerste schepen (wethouder, red.) in Torhout

2004-2007 Parlementarier Vlaams parlement

2007-2009 Vlaams minister van openbare werken, energie, leefmilieu en en Natuur

2001-heden gemeenteraadslid Torhout

2009-heden Vlaams minister van mobiliteit en openbare werken

Hilde Crevits is getrouwd met architect Kris Devolder. Het stel heeft twee kinderen.

Pronk: West turns a blind eye to Sudan slaughter

Dit interview met voormalig VN-gezant in Sudan (2004-2006) Jan Pronk maakte ik voor Radio Netherlands Worldwide.

The Western world is turning a blind eye to the slaughter in the Sudanese region South Kordofan, says former UN Special Representative in Sudan Jan Pronk. He led the UN peace-keeping operation in Sudan from 2004-2006. According to Pronk, it’s time for the United Nations Security Council to act.

How do you explain the current crisis in South Kordofan?
Jan Pronk: “The Comprehensive Peace Agreement has led to the independence of South Sudan this summer. But not everything has been settled in the peace treaty, in particular, the status of three specific areas in Sudan inbetween the north and the south: Abyei, the Nuba Mountains – or South Kordofan – and Blue Nile.”

“After South Sudan became an independent state, these three areas more or less ended up in a vacuum. The struggle continues, mainly in Abyei and the Nuba Mountains. Abyei is the area where the war between the north and south began. The rebels in South Kordofan, continue to fight for independence.”

Is a new genocide taking place?
Jan Pronk: “The northern forces are killing people on a large scale. We shouldn’t be asking whether or not they are carrying outs acts of genocide in South Kordofan. We need to stop the violence and the slaughter now!”

“The Southerners are being bombed and killed. The northern forces are using more or less the same tactics as they always did in the south: killing people in villages, bombing villages, killing people on horseback – exactly what they did in Darfur and continue to do in Darfur. The same tactics!”

What should the international community do to protect these people?
Jan Pronk : “I’m afraid that the West at the moment is turning a blind eye to what’s going on in South Kordofan, because the West is afraid to irritate al-Bashir. They need al-Bashir to maintain some stability over the implementation of the 2005 peace treaty. They need him to respect the independence of South Sudan.”

“The South doesn’t give much support to the populations of these three areas because they are afraid that if they give support to these people – military or political – it will be the start of a new war between the north and the south.”

So what about the United Nations?
Jan Pronk: “We should definitely do something. What is happening at the moment is not in accordance with the peace treaty. The United Nations Security Council should take steps to continue working with the peace force UNMISS (United Nations Mission in Sudan) and give it a chapter seven mandate, which means a mandate to protect people against the will of the leaders over there. That’s a decision that has to be taken by the Security Council.”

“But you first have to put the issue on the agenda of the Security Council. I know it’s difficult because the Chinese and the Russians are perhaps very good friends with al-Bashir. But the Americans are also very good friends with al-Bashir. That means that the Europeans should put the issue on the agenda.”

“It’s difficult because at the moment there are so many issues on the agenda of the Security Council. I can understand that some countries say: It’s too much. We cannot deal with everything. But they have to understand that not dealing with issues like this also makes them responsible for the victims of non-action.”

“Een land met caviapolitie leek ons een mekka”

Noodweer maakte dat het paspoortproject ‘Stranding’ van Linda Pijnacker en Roeland Troost afgelopen zondag afgelast werd. Terwijl hun nagebouwde drenkelingenhuisje bijna bezweek onder het water, kregen ze toch nog bijzonder bezoek. Een kleine zeehond trotseerde weer en wind: “Ik wilde deze voorstelling per se zien!”

In de loods van Hessel Wiegman in West-Terschelling ligt de zeehond die zichzelf ‘Oerol’ noemt er relaxed bij. “Ik begrijp niet waar jullie je zo druk om maken,” zegt hij terwijl hij een visje weghapt. “Niet dat ik iets te klagen heb, de Wiegman geeft me geweldig te eten.”

Het is een wat vreemd contrast, nog niet zo lang geleden waren de spelers van Strading, Oerolproducent Bastiaan de Leeuw en zeehondenopvanger Hessel Wiegman nog in rep en roer. Bij strandpaal 6 was namelijk een jonge zeehond gevonden zonder zijn moeder. Omdat het beest niet wilde praten noemden ze hem Oerol.

“Ik ben wel blij met die naam Oerol,” zegt het beest dat zijn verhaal exclusief aan de Oerolkrant vertelt. “Eigenlijk hoor ik hier namelijk niet te zijn. We komen uit Denemarken maar zijn dat land ontvlucht wegens het populistische klimaat. Mijn moeder had gehoord dat er in Nederland een aparte dieren- en caviapolitie is, dat land leek ons een mekka.”

Dus zwom ‘Oerol’ met zijn moeder zonder papieren naar de Waddenzee. “Toen ik voor het eerst mijn kop hier uit het water stak, zag ik dat jullie nog veel meer hebben dan een dierenpolitie. Ik hoorde prachtige muziek en zag mensen op het strand mooie bewegingen maken. Fantastisch gewoon! Ik ben verder gezwommen en zag steeds weer iets anders. Ik begreep dat er bij paal 6 ook zo’n voorstelling was dus ben ik daarheen gezwommen. Eenmaal aangekomen bleek alles afgelast wegens het slechte weer. Nou ja, stelletje mietjes ik zwem toch ook gewoon door hoog water?”

Teleurgesteld zocht ‘Oerol’ zijn heil op het droge. Door al die mooie kunst had ‘Oerol’ niet echt op zitten letten en was hij zijn moeder kwijt. Eilander Wiegman nam het beest mee naar zijn loods om het daar wat tot rust te laten komen. Direct na dit interview gaat hij op de boot naar de wal.

“Ik ga zo naar Pieterburen jullie speciale azielzoekerscentrum voor zeehonden, ik hoop dat ik daar een verblijfsvergunning krijg want ik wil later graag Oerolacteur worden. Al heb ik begrepen dat daar hier steeds minder geld voor is, vreemd hoor want jullie hebben wel een dierenpolitie… Trouwens wat doen die agenten eigenlijk? Criminele eksters oppakken?”

Dit interview met een zeehond verscheen eerder in de Oerolkrant 2011. Illustratie: Bas van der Schot

Stromae: In Africa, I am considered white

My chat with the Belgo-Rwandan Stromae for Radio Netherlands Worldwide during Eurosonic Noorderslag 2011!

Stromae?
That’s « verlan » for maestro. Verlan is slang from Paris, but we use it in Brussels too. You take a word and flip it. Maestro becomes Stromae. I find it a bit more modest.

I don’t pretend I’m a maestro. I consider myself to be one just because I write songs behind my computer. My musicians are inside my computer. I’ll never compare myself to big composers like Mozart or Beethoven.

[youtube]http://www.youtube.com/watch?v=VHoT4N43jK8[/youtube]

Since you’re Belgo-Rwandan. Are you well known in Africa?
The song Alors on danse worked well in Africa. Or at least in the French-speaking countries. The European French-speaking culture is influenced a lot by the African French-speaking culture. I know my single worked very well in countries like DR Congo. Also in West-African countries and in the north: Morocco, Tunisia. A little bit in Egypt, even if they don’t speak French. South Africa too. I’ve seen Gabonese people on my Facebook page. My hat off to all the African people who support me.

Let’s say you’ve been elected president of Rwanda. What would be your number one priority?
For Rwanda – I think, I’m not sure – we’ll have to focus on forgiving. I believe the actual president Paul Kagame is doing a great effort. After all, big crimes have taken place there. We will have to evaluate this genocide.

And your priority in Belgium?
In Belgium… there was no genocide, luckily. But people in Belgium are busy with similar stupidities – language stupidities. I believe people should come closer to each other. We are talking about human problems. As a president, I think you should take a step back. You should not think about your own interest, but about the interest of the people. But that’s an easy thing to say if you are not in power. I don’t want to pass easy judgements.

What is your personal relationship with Africa?

When I am in Africa, they consider me as white. Even a Black African who grew up in Africa, is seen as white. I don’t want to falsely get closer to an origin or another, without really knowing it. I don’t know much about my African roots. In fact, I never knew my father. But we danced a lot on music by Kofi, Papa Wemba and others. In Europe we danced too! In music, I think there is no more borders.

Thinking about the Netherlands, what’s the biggest cliché you can think of?
When I think of the Netherlands, I think of Gouda cheese. We eat a lot of Dutch cheese in Belgium. I think of beer too, but Belgium has a better reputation for beers. Weed, you’re very well known for marihuana. The Netherlands is one of the few countries that legalises weed.

Do you smoke any yourself?
Me? No. Never. Seriously. Seriously!

Being a role model yourself, who’s your personal role model?
Ibrahim Ferrer! He’s one of the singers in the collective Buena Vista Social Club. I’ve been listening to them for a long time. My mother introduced me to his music. It’s a good mix of all the music in the world. He’s inspired by the Congolese rumba, he uses the same congas. There are also Spanish and oriental influences in his music.

The Buena Vista Social Club has melancholy. It is full of modesty and simplicity. It is simply wonderful! But I believe there is a lot of melancholy in electronic music as well. Even the New Beat was very much inspired by Cuban music. These are the same kind of melodies I have been using in my music.

En Afrique, on me prend pour un Blanc

Deprecated: Function get_magic_quotes_gpc() is deprecated in /data/www/levenoppluto.nl/www/wp-includes/formatting.php on line 4371

J´ai rencontré Stromae lors de sa visite au festival Eurosonic-Noorderslag 2011 ! Une interview pour Radio Netherlands Worldwide.

Stromae ?
C’est du verlan pour maestro, du verlan parisien qu’on utilise aussi en Belgique. Cela consiste à utiliser un mot à l’envers. De Maestro on obtient Stromae. Je trouvais ça un peu plus modeste.
Je n’ai pas la prétention de me prendre pour un maestro. Je me considère un maestro au sens où je compose derrière un ordinateur et mes musiciens sont dans l’ordinateur. Je ne me situerai jamais au niveau d’un grand compositeur comme Mozart ou Beethoven.

[youtube]http://www.youtube.com/watch?v=VHoT4N43jK8[/youtube]

Vous êtes Belgo-Rwandais. Etes-vous connu en Afrique ?
Le morceau a bien marché en Afrique. En tout cas dans les pays francophones, parce que la culture francophone européenne s’inspire beaucoup de la culture francophone africaine. Dans les pays comme le Congo, je sais que ça a beaucoup marché. Dans les pays d’Afrique de l’Ouest aussi. Dans le nord : le Maroc, la Tunisie. L’ Egypte un petit peu, même si ce n’ est pas francophone. L’ Afrique du Sud. J’ai vu des Gabonais sur ma page Facebook. Tous les Africains qui me soutiennent, merci beaucoup !

Quel est votre lien personnel avec l’Afrique ?
Quand je vais en Afrique, on me prend pour un blanc. Même un black-black qui a grandi en Afrique, on le prend pour un blanc. Je n’ai pas envie de me rapprocher faussement d’une origine ou d’une autre, sans les connaître réellement. Je ne connais pas très bien mes racines africaines. En fait, je n’ai jamais connu mon père. Pourtant on a beaucoup dansé sur Koffi, Papa Wemba etc. En Europe on a dansé aussi ! Surtout dans le milieu de la musique, je crois qu’il n’y a plus de frontières.

Vous venez d’être élu à la présidence du Rwanda. Quelle est votre priorité ?
Pour le Rwanda, je pense – je ne suis pas sûr – qu’il faut avancer sur le pardon. Je crois que le président Paul Kagame fait déjà un gros effort. Il y a eu de gros crimes quand même. Il faut évoluer, il faut parler de ce génocide.

Et votre priorité en Belgique ?
Pour la Belgique… on n’a pas eu de génocide, heureusement. Mais on est en train de se prendre la tête pour des bêtises du même genre, des bêtises de langue. Je pense qu’il faut se rapprocher des gens. Ce sont des problèmes d’humains. Je crois qu’il faut avoir assez de recul quand on est président pour ne pas penser à ses propres intérêts avant ceux des gens qu’on sert. Mais c’est facile à dire quand on n’est pas au pouvoir. Je ne veux pas poigner du doigt trop facilement.

Si vous pensez aux Pays-Bas, quel est le plus grand cliché qui vous vient à l’esprit?
Quand je pense aux Pays-Bas, je pense au fromage Gouda. On en mange beaucoup en Belgique. Un peu aussi à la bière, mais en Belgique on est plus réputé pour la bière. L’herbe vous êtes très connus pour cela. Les Pays-Bas est l’un des seuls pays où c’est autorisé.

Vous fumez de l’herbe ?
Moi ? Non. Jamais. Mais sérieusement. Sérieusement !

Etant vous-même un ”role model”, qui est votre ”role model” à vous ?
Ibrahim Ferrer ! L’un des chanteurs du collectif Buena Vista Social Club. J’écoute depuis longtemps. Ma mère me l’a fait découvrir. Un bon mélange de toutes les musiques du monde. Il s’inspire de la rumba congolaise, il utilise les mêmes congas que la musique congolaise, avec des influences espagnoles, avec des influences orientales.

Moi aussi je m’inspire de la salsa. Je crois que dans l’électronique il y a énormément de mélancolie. Même le New Beat s’inspirait énormément de la musique cubaine. Ce sont les mêmes genres de mélodie que j’ai repris aussi.

Buena Vista Social Club a une mélancolie ! Ils ont une simplicité, une modestie. C’est magnifique !

Geen flash? download de reportage

Qui est Stromae ?

Paul van Haver (1985, Bruxelles) est un auteur, compositeur et interprète connu dans le monde entier par son single Alors on danse (2010). Il combine la musique électronique, le hip-hop et la chanson française. Van Haver est de mère belge et de père rwandais.