Tag Archives: oerol

Bij de concurrent

Tik, tik, tik, tuuuuuut. Medogenloos laat de digitale klok in de hoek van redactie weten dat mijn tijd om is. “Te laat!” Dennis Gaens, de grote baas van het Waaizine is streng. “Maar ik had net nog een deadline voor de echte krant”, sputter ik. “Echte krant?! Niets mee te maken, je zit nu hier en dat was de deadline.”

Het zoemde al enige tijd over onze redactie: we hebben concurrentie. Er is een tweede dagelijkse krant op het eiland neergestreken. “Negeren!” adviseerde een deel van de redacteuren. Maar: “De aanval is de beste verdediging!”, meende de meerderheid, dus stap ik op fiets. De redactie van het Waaizine heeft het wel getroffen: terwijl wij onze stukjes tikken in een tent naast het Oerol kantoor, waar weer en wind dramatisch worden uitvergroot, zitten zij in een prachtige schuur aan de rand van de duinen.
“Nou, schrijf gewoon maar waar je zin in hebt”, zegt redacteur Hanneke Hendrix als ik vraag wat ik kan doen. “Wil je een beetje salmiakpoeder?” Hanneke blijkt het poeder te gebruiken ter inspiratie voor haar verhaal. Aan de overkant zit gastschrijfster Klaske Oenema knipkunstwerkjes te maken. Ik staar naar mijn lege beeldscherm. Geen rubrieken, thema’s en interviews. Wat een vrijheid! Maar kan ik dit wel aan? Ik probeer associatief tot een verhaal te komen. Ik denk over Terschelling, Oerol en misgelopen liefdes… “Over 45 minuten deadline!”, haalt hoofdredacteur Dennis me bruut uit mijn artistieke dagdromerij. “Dan opmaken, drukken en presenteren.”
Mijn vingers playbacken typebewegingen boven mijn toetsenbord. Dit wordt een flater en dat nog wel bij de concurrent. Dan doet iemand de poort van de schuur open. Zonlicht en een briesje komen binnen en nemen mijn vingers mee naar het toetsenbord. De woorden stromen eruit en even later heb ik mijn verhaal af. Beduusd van mijn persoonlijk record snelschrijven zie ik hoe de redactie van Waaizine verandert in een gestroomlijnde productielijn. Het krantje wordt geprint, gevouwen en geniet.
Buiten verzamelt zich een groep mensen. Hanneke gaat op een kratje staan en leest haar Salmiakverhaal voor. Even later bestijg ook ik het kratje en lees ik mijn schrijfsel voor. Er klinkt applaus en als de vijftig unieke exemplaren uitgedeeld zijn, vraagt iemand voor het eerst in mijn leven of ik wil signeren. Terug op mijn eigen redactie is iedereen stil aan het werk. Wat een saaie bedoeling eigenlijk: stukjes schrijven zonder voordracht en applaus.

Literair Productiehuis Wintertuin – Waai Live Zines. 20 t/m 24 juni, 11.00-17.00 uur, locatie 38 Schuur Staatsbosheer – Oost, met entreeband.

foto: Geert Snoeijer

Schrijven in het landschap

Vandaag trek ik eropuit. Laptop onder de arm, want vandaag ben ik de ultieme schrijver, op zoek naar inspiratie in het Terschellinger landschap. Ik weet het zeker, het wad zal ook mij prachtige woorden schenken, zoals het dat deed bij al die theatermakers en schrijvers die mij voorgingen.

Ik begin op mijn favoriete plek op het eiland: het stukje duin tussen het Hoornse Bos en de Boschplaat. Daar waar alle menselijke aanwezigheid ineens verdwenen lijkt en plaatsmaakt voor een glooiende zee van stug helmgras in groen en beige. Een plek waar zelfs dieren hun aanwezigheid tot een minimum lijken te beperken.

Daar zit ik dan, een pennetje of pijp in mijn mondhoek. Ver weg van stagnerende fietsfiles en onvindbare voorstellingslocaties tuur ik over de velden met van die scherpstellende ogen, een enkele zwevende vogel boven mijn hoofd. Zo nu en dan knik ik langzaam, buig mijzelf voorover en schrijf geïnspireerd een zin op, waarna ik mijn blik weer naar het oneindige richt. Ik heb alle tijd en laat de mooiste zinnen op mij afkomen.

Dan ga ik verder, eindelijk de Boschplaat op. In meer dan tien bezoeken aan Terschelling heb ik daar nog nooit tijd voor gehad. Mijn adem stokt als ik die prachtige kwelders zich het land in zie vreten. Links zoeken zilvermeeuwen en buizerds beschutting in een duinpan. Ik verbaas me over de eindeloze diversiteit in kleuren en leven op het eiland. Dan kijk ik op de klok en kijk naar buiten. De regen slaat krachtig tegen de ramen. Ik sluit Google Maps, open mijn tekstverwerker en haal de deadline.

Klusles

Of ik even kan meebouwen aan een huttendorp van restmateriaal dat tijdens Oerol wordt gebouwd. Aangezien ik thuis de schroefboormachine ook graag ter hand neem, stem ik in. Dat ik mijn hippe vintage kleding niet meer kan inwisselen voor de Oerol combinatie windjack–regenbroek maakt niet uit: ik ga ervoor.

Het bos bij het meertje van Hee ligt bezaaid met meuk: autobanden, stukken hout en plastic. Hier wordt gewerkt, maar nu even niet, constateer ik. Er zijn namelijk maar drie leerlingen van de vmbo uit Midsland aan het werk terwijl ik er vijfentwintig had verwacht. Alleen Bart Boom (14), Thijs de Jonge (14) en Kairo Ravesteijn (16) werken na schooltijd door. “De rest is daar te lui voor”, denkt Bart.

Bart, Thijs en Kairo zijn alles behalve lui. Hun hutten staan op het punt werkelijkheid te worden. De afgelopen tijd waren ze bezig met het bedenken van de constructie en het verzamelen van gebruikt materiaal – dat was de opdracht. Bart bouwt aan een kubus bekleed met oude surfzeilen, Thijs klust aan een zwevend plateau en Kairo werkt met zijn groep aan een levensgrote vogelkooi waar je als bezoeker in moet kunnen schommelen.

Enthousiast leggen ze mij uit hoe de constructies er uiteindelijk uit moeten zien. Mijn beta-kennis wordt danig op de proef gesteld, net als mijn voorstellingsvermogen. En dan moet ik aan de slag, ik krijg een zaag, een beitel en een hamer. “Ga maar inkepingen maken!”, zegt Bart. Ik sta wat vertwijfeld naar mijn attributen te kijken. Hoe doe ik dit? Bart beantwoordt mijn vragende blik met een kordate instructie: “De twee zijkanten inzagen en dan het midden eruit beitelen.”

Ik pak de zaag en begin. “Nee, niet zo. Je moet de hele zaag gebruiken.” Bart neemt zijn opdracht mij aan het werk te zetten serieus. “Een hamer moet je lager vasthouden, zoals jij het doet is het gevaarlijk!” Ik krijg college over gereedschap en houtconstructies. Dacht ik nu echt dat ik kon klussen? Als ik gefrustreerd het hazenpad wil nemen, wil Bart me wel laten gaan mits ik beloof later in de week terug te komen. “Want eigenlijk heb je nog helemaal niets gedaan.”

Boomhuttenfest. – Een gastvrij dorp op hoogte. 15 t/m 24 juni, 11.00 – 17.00 uur, Locatie 19, Duinmeertje van Hee – West, met polsbandje

Geschreven voor de gebruikt ingelijfd van Oerolkrant. Foto: Pieter Crucq

“Een land met caviapolitie leek ons een mekka”

Noodweer maakte dat het paspoortproject ‘Stranding’ van Linda Pijnacker en Roeland Troost afgelopen zondag afgelast werd. Terwijl hun nagebouwde drenkelingenhuisje bijna bezweek onder het water, kregen ze toch nog bijzonder bezoek. Een kleine zeehond trotseerde weer en wind: “Ik wilde deze voorstelling per se zien!”

In de loods van Hessel Wiegman in West-Terschelling ligt de zeehond die zichzelf ‘Oerol’ noemt er relaxed bij. “Ik begrijp niet waar jullie je zo druk om maken,” zegt hij terwijl hij een visje weghapt. “Niet dat ik iets te klagen heb, de Wiegman geeft me geweldig te eten.”

Het is een wat vreemd contrast, nog niet zo lang geleden waren de spelers van Strading, Oerolproducent Bastiaan de Leeuw en zeehondenopvanger Hessel Wiegman nog in rep en roer. Bij strandpaal 6 was namelijk een jonge zeehond gevonden zonder zijn moeder. Omdat het beest niet wilde praten noemden ze hem Oerol.

“Ik ben wel blij met die naam Oerol,” zegt het beest dat zijn verhaal exclusief aan de Oerolkrant vertelt. “Eigenlijk hoor ik hier namelijk niet te zijn. We komen uit Denemarken maar zijn dat land ontvlucht wegens het populistische klimaat. Mijn moeder had gehoord dat er in Nederland een aparte dieren- en caviapolitie is, dat land leek ons een mekka.”

Dus zwom ‘Oerol’ met zijn moeder zonder papieren naar de Waddenzee. “Toen ik voor het eerst mijn kop hier uit het water stak, zag ik dat jullie nog veel meer hebben dan een dierenpolitie. Ik hoorde prachtige muziek en zag mensen op het strand mooie bewegingen maken. Fantastisch gewoon! Ik ben verder gezwommen en zag steeds weer iets anders. Ik begreep dat er bij paal 6 ook zo’n voorstelling was dus ben ik daarheen gezwommen. Eenmaal aangekomen bleek alles afgelast wegens het slechte weer. Nou ja, stelletje mietjes ik zwem toch ook gewoon door hoog water?”

Teleurgesteld zocht ‘Oerol’ zijn heil op het droge. Door al die mooie kunst had ‘Oerol’ niet echt op zitten letten en was hij zijn moeder kwijt. Eilander Wiegman nam het beest mee naar zijn loods om het daar wat tot rust te laten komen. Direct na dit interview gaat hij op de boot naar de wal.

“Ik ga zo naar Pieterburen jullie speciale azielzoekerscentrum voor zeehonden, ik hoop dat ik daar een verblijfsvergunning krijg want ik wil later graag Oerolacteur worden. Al heb ik begrepen dat daar hier steeds minder geld voor is, vreemd hoor want jullie hebben wel een dierenpolitie… Trouwens wat doen die agenten eigenlijk? Criminele eksters oppakken?”

Dit interview met een zeehond verscheen eerder in de Oerolkrant 2011. Illustratie: Bas van der Schot

Cycling Sehaal klinkt door weer en wind

Van klotsende golven tot loeiende koeien en juichend festivalpubliek: theaterfestival Oerol op het waddeneiland Terschelling staat deze feestelijke dertigste editie in het teken van het hele scala (eiland)geluiden. Elke dag zijn eigen eilandgeluid.

Genieten van stilte en rust op het idlyllische eiland Terschelling? Ho maar! Niets daarvan! Nauwelijks heb ik een fiets weten te bemachtigen of ik maak hernieuwd kennis met mijn beste vijand van het eiland: de wind.

Ik ben niet alleen, om mij heen krijsen en gillen vogels onheil, schijnbaar in de waan dat hun hysterische roep de luwte kan brengen. De wind heeft zich pal tegen mij gekeerd alsof ik hier niet welkom ben. Hard duwt hij me terug en beukt ondertussen dreigend op mijn trommelvliezen. Onder mijn banden spatten schelpen snerpend in nog kleinere delen uiteen. “Trap harder”, hijg ik in mijn hoofd. “Harder, harder: Je kunt hem aan.” Ik maak me klein, buig me over mijn stuur en zet mijn benen aan tot een grootse prestatie.

Dan ineens gaat de wind liggen en breekt de zon door. Het is net alsof het stil is. Mijn oren horen weer details: hoe vogels van krijsen naar zingen gaan, hoe een boot in de verte vaarwel toetert. Ik richt mij op, alsof ik ontwaak uit een nare droom. Mijn gedachten sturen mijn spieren niet meer aan maar nemen de vrije loop. Alles lijkt anders geworden, of nee, toch: het enige dat weer en wind trotseert is het geluid van mijn band die onverstoorbaar als een dwars puberkind schelpjes verbrijzelt.

Column Eeuwig verdwalen

Door de indeling in negen spiegelingen was het Oerol programma dit jaar overzichtelijker dan ooit. Pieter-Bas van Wiechen, dagkrantredacteur maar vooral: trouw Oerol bezoeker, denkt met weemoed terug aan de chaos van weleer.

Op weg van een grote voorstelling in de duinen terug naar de bewoonde wereld. We waren met een mannetje of vijf, maar in de drukte van vertrekkend publiek ben ik al snel iedereen kwijt. Op een splitsing waar het toch echt de vraag is of we links danwel rechts een jutter gaan drinken, besluit ik op mijn kompanen te wachten. Ik sta met mijn fiets keurig langs de kant van de weg om anderen er langs te laten. Voor mijn ogen ontstaat een enorme verkeerschaos, waarvan ik tot mijn verbazing de oorzaak blijk: ik sta met mijn fiets precies voor zo’n vierkante ANWB-paddestoel en
zonder die dingen raakt de Oerol bezoeker blijkbaar hopeloos ontheemd.

De weg kwijt. Het is misschien opmerkelijk maar er zijn nog steeds Oerol bezoekers die het lukt om op het eiland te verdwalen. Terwijl dat tijdens het festival bijna onmogelijk is. Terschelling is in deze dagen bezaaid met de welbekende blauwe wegwijzers om je naar de juiste locatie te sturen. Om naar die plek te komen hoef je alleen maar te weten waar het in de buurt is, de ANWB-paddestoelen doen de rest. Veel Oerol bezoekers hebben tien dagen lang geen idee waar ze zijn; Oosterend zou zomaar in het westen kunnen liggen en voor camping De Kooi volg je gewoon ‘West-Terschelling’ of ‘Midsland’ totdat je de camping herkent. Kortom: Oerol-gangers staan topografisch gezien op stand-by.

Het festival zelf is ondertussen ook de weg kwijt. Wat ooit begon als een gezellige bende vol verrassingen voor café De Stoep is uitgegroeid tot een strak georganiseerd festival met grote namen en mooie, doordachte voorstellingen. Er wordt weinig aan het toeval over gelaten, al zou je als bezoeker soms anders denken. Laten we het volgend jaar anders doen. We houden alle voorstellingen geheim, doen geen voorverkoop, hangen geen enkele blauwe pijl op en laten de ANWB-paddestoelen beschilderen door kunstenaars. Stel je voor: je komt aan, stapt op je fiets en gaat tien dagen lang ‘eeuwig’ verdwalen!

“Koffie is hier een sloot zwart water”

Wat zijn de linkse hobby’s van Oerol-gangers? Vandaag Anne-Jan Bakker, de rock-’n-roll barista die met zijn smakelijke koffiekunst Midsland verovert.

“Mijn eerste koffie dronk ik toen ik een jaar of zes was met Kerst. Zelfs met melk vond ik het nog niet lekker; ik goot het onder de kerstboom. Op mijn zestiende kwam ik in aanraking met de espressomachine en was niet meer te stoppen. Koffie is voor mij absoluut een linkse hobby. Ik besteed onrendabel veel tijd aan ieder kopje. Bovendien ben ik ook bezig de tussenhandel eruit te halen, door direct zaken te doen met koffieboeren.

“In Nederland hebben we helemaal geen koffiecultuur. Koffie is hier een grote sloot zwart water. Zelfs in veel goede restaurants hoor ik aan het snerpende geluid van de espressomachine dat het misgaat. De melk wordt dan aan de kook gebracht, waardoor het alle smaak verliest. Melk moet niet koken en dus is goede cappuccino een beetje lauw.

“Binnenkort begin ik koffiegenieters.nl, een site waar het niet om commercie maar om het bewust genieten van koffie gaat. Veel commerciële koffiejongens zullen daar niet blij mee zijn; ik ga nogal wat van de onzin die zij proberen te verkopen ontkrachten.”

Vliegen in Kytopia

Oerol zoals het in de beginjaren moet zijn geweest. Dat is mijn eerste gedachte als ik de kuil inloop waar Colin Benders zijn vrijstaat ‘Kytopia’ heeft. Het lijkt wel of hier alles kan. Zandsculpturen maken, skateboarden of een hippie zweefdansje doen. Maar daarvoor ben ik hier niet. Ik heb een zelfopgelegde opdracht: jammen met niemand minder dan Kyteman zelf.

Eenmaal in de kuil die ‘Kytopia’ heet verdwijnt mijn vrijstaatgevoel meteen als sneeuw voor de zon. Waarom heb ik mezelf opgezadeld met deze ambitie? Ooit ja, in een verleden, bestormde ik zelf met contrabas en basgitaar de podia. Maar mijn bassen hangen tegenwoordig vooral aan de wilgen, dus mijn baskwaliteiten zijn niet meer wat ze waren.
Ik heb mezelf nooit een goede bassist gevonden. Als kind van een perfectionistische beroepsmuzikante kon er altijd wel wat beter. Ons huis leek wel het hoofdbureau van de muziekpolitie, elke noot werd beoordeeld. Onmogelijk om dan met plezier te spelen.

Kyteman en zijn mannen maken een prachtige badhanddoek van geluid in de zon. Het publiek ligt erop en ik zit er tussen. Ik ben verslaafd aan muziek en deze jongens zijn echt verschrikkelijk goede dope. Ik geniet met volle teugen en vraag mezelf af waarom ik de mensen in godsnaam moet vermoeien met mijn basgepruts? Ik moet dit niet doen, ik wil niet.


foto: Michiel Langeweerd

Ik loop naar fotograaf Michiel en zeg hem dat ik het niet kan, zomaar op het podium springen. “Gast, je moet dit doen. Je kunt het!”, zegt hij met zijn dwingende Brabantse tongval. Ik loop naar het podium dat ineens een onneembare hoge vesting lijkt. Uit de rustgevende zwevende klanken ontstaat langzaam een groove. Michiel geeft me een zetje en ineens sta ik op het podium met een bas in mijn handen. Ik zoek de toonsoort en begin voorzichtig mee te spelen. Een simpel lijntje ontstaat en Kyteman en zijn sousafonist soleren eroverheen. Wauw, ik begin te vliegen, misschien kan ik het toch een beetje? Als ik thuis ben wil weer een bandje omdat dit het mooiste is dat er bestaat.

Natuur… omdat het moet

Het theaterprogramma van Oerol bestaat dit jaar uit negen spiegelingen. Dagelijks staat één van deze thematische leidraden centraal op het festival én in de dagkrant. De redactie reflecteert hier op haar beurt op. In de reeks bespiegelingen op de spiegeling vandaag: ‘De noodzaak van tuinieren’.

Mensen die vrijwillig een potje met hun handen in de aarde van hun tuintje gaan zitten wroeten, ik heb er niets mee. Waarom zou je? Je wordt er smerig van en alles wat je doet is per definitie nutteloos. Je plant een stekje, dat groeit, bloeit even en gaat dan het grootste deel van het jaar weer niets zitten doen. Met dieren heb ik ook al niets: ze stinken en maken lelijke geluiden.

Als stadsjongetje had ik, kortom, weinig met de natuur. Misschien doordat die natuur mij zo werd opgedrongen. Op zondag verplicht wandelen in het bos en als kind van babyboomers in de vakantie natuurlijk naar de naturistencamping. Hartstikke leuk hoor, die onherbergzame oorden waar mensen hun uitgezakte lichamen
tonen, maar ik walgde van dit primitief hobbyisme. Had de mens niet juist van alles uitgevonden om dit niet meer mee te hoeven maken?

Voor het eerst fietsend op Terschelling, ploeterend tegen de wind. Waarom verhuren ze hier geen brommers? Ik trap door en verdwaal. Ineens fiets ik door een glooiend duinlandschap. Zoveel verschillende kleuren groen heb ik nog nooit gezien. Er scheren vogels over met verre klanken. Ik stap af en stop de tijd. Daar sta ik dan, te staren in het niets. Ik vecht tegen mijn tranen; zoiets moois heb ik zelden gezien. Gadver, ik ben toch geen sentimentele dertiger aan het worden? Ik hoop maar dat dit geen nieuwe hobby van mij wordt, en dat ik mijn kinderen in godsnaam die onherbergzame naturistencamping bespaar.

Geschreven voor de dagkrant van Oerol

“Fietsen aan de linkerkant van de weg”

Wat zijn de Linkse Hobby’s van Oerolgangers? Vandaag zangeres Roos Rebergen. Op het festival speelt zij met haar band Roosbeef én met De Speeldoos, een samenwerkingsproject met De Staat.

“Eigenlijk heb ik geen hobby’s, geen linkse en geen rechtse. Ik hou niet van sporten en niet van spelletjes. Misschien is pianospelen wel mijn meest linkse hobby want het kost geen stroom als ik akoestisch speel. Aan de andere kant compenseer ik dat door elke dag heel lang te douchen en daarmee flink veel water te verspillen. Bij ‘linkse hobby’ denk ik aan fietsen aan de linkerkant van de weg. Of aan mensen die samen iets moois maken met heel weinig geld. Zoals mijn vader en mijn broer. We woonden meer dan dertien jaar op een boerderij waar mijn vader elk jaar het festival De Koeioneur organiseerde. Eerst was daar vooral straattheater te zien, later vooral muziek. Hij kreeg er maar een klein beetje subsidie voor. Mijn broer maakte van de mestsilo met een vriend later een popcentrum. Mijn vader zag dat eerst niet zitten maar zij waren enthousiast en gingen het gewoon doen. Zo hoort het. Ik speel regelmatig op plekken waar mensen wel subsidie krijgen die zomaar uitgegeven.”

Geschreven voor de dagkrant van Oerol