Tag Archives: Wallonië

Max Kohnstamm: 95 jaar dromen

Vandaag bereikte mij het droevige bericht dat Max Kohnstamm op 96-jarige leeftijd is overleden. In april 2009 had ik nog de eer om deze bijzondere oud-diplomaat te interviewen voor het lustrumblad van het Amsterdams Studenten Corps. Het bleek een van de laatste interviews te zijn.

Hij was persoonlijk secretaris van Koningin Wilhelmina, verzetsheld en een van de drijvende krachten achter de totstandkoming van de Europese Unie. Maar in het lijstje beroemde ASC-ers op wikipedia komt zijn naam niet voor. Toch is Max Kohnstamm op het internationale podium misschien wel de allerberoemdste ASC-er en een van de oudste want in mei 2009 bereikt hij de respectabele leeftijd van vijfennegentig jaar.

Naast de A4 van Brussel naar Luxemburg ligt het kleine gehucht Fenffe. Zodra de snelweg achter je ligt begint het landschap te glooien en wisselen open velden en bossen elkaar af. Hier, waar de Belgische Ardennen beginnen, brengt Max Kohnstamm (1914) het grootste deel van het jaar door. Het dorpje is zo klein dat de straten er geen namen hebben. Het is even zoeken maar als ik het juiste huis heb gevonden en ik de auto ervoor parkeer, verschijnt al snel het hoofd van Kohnstamms vrouw Kathleen Sillem voor het raam. De twee vormen een onafscheidelijk stel. De vrouw des huizes verwelkomt mij en leidt me naar de woonkamer waar de oude Kohnstamm op een stoel de krant zit te lezen, begeleid door het tikken van de klok. ‘Als de Herald Tribune niet komt ben ik doodongelukkig’ zegt de man die ondanks zijn leeftijd nog steeds alles in het werk stelt om de actualiteit te volgen.

Kohnstamm staat op en geeft me een hand. ‘Het is zo prachtig hier,’ zegt hij terwijl hij lichtelijk kromgebogen naar het raam draait. ‘De lente is begonnen, de bosnarcisjes zijn deze week gaan bloeien.’ We kijken uit het raam. De tuin ligt er prachtig, opgeruimd bij. Een ruim, gemaaid gazon wordt her en der onderbroken door eilandjes kleurige bloemen, in de verte heuvels. De rust en de natuur zijn de voornaamste redenen voor het echtpaar Kohnstamm om zoveel mogelijk tijd in Fenffe door te brengen. Ooit kocht Kohnstamm het huis als vakantieverblijf maar al snel groeide het uit tot het episch centrum van Kohnstamms Europese activiteiten. ‘Het ligt fantastisch!’ vertelt Kohnstamm. ‘Brussel, Parijs en Bonn. Al die steden waar ik vaak moest zijn liggen hier relatief dichtbij.’ Fenffe blijkt alles behalve een dorpje in the middle of nowhere, het gaf Kohnstamm de mogelijkheid om binnen een dag op en neer te gaan naar maar liefst vier Europese hoofdsteden. ‘Weet je nog hoe ik je dan ophaalde?’ memoreert zijn vrouw mee. ‘Dan kwam je aan in Houy met het laatste boemeltje.’

Navelstaren in Europa

De oude heer gaat op zijn stoel zitten en spreekt bedachtzaam. Soms met een versnelling waardoor hij ineens vijftien jaar jonger lijkt, dat geldt zeker als het over de actualiteit gaat. Obama bijvoorbeeld, hem volgt Kohnstamm met grote interesse. “Ik heb een grote bewondering voor die man en zijn vrouw. Al jaren had ik het gevoel dat hij de juiste man op de juiste plek zou kunnen zijn. Alleen had ik nooit gedacht dat hij president van de Verenigde Staten zou kunnen worden. Obama vindt veel problemen op zijn bord en toekomst zal moeten uitwijzen of hij in staat is om deze op te lossen. Voor echt grote veranderingen heeft hij toch een tweede termijn nodig.”

Volgens Kohnstamm is het grote verschil tussen Obama en zijn voorganger dat de nieuwe president iets meer in termen van een grotere gemeenschap denkt. En daar kunnen wij volgens Kohnstamm veel van leren. “Ik heb best bewondering voor die zestien miljoen mensen in dat moeras in Nederland, maar veel mensen blijken zich niet te realiseren hoe klein wij zijn. Over de dijk kijken blijft moeilijk terwijl het zo belangrijk is om problemen in de toekomst te voorkomen.” Kohstamm maakt zich dan ook zorgen over het toenemende Eurosceptisme in Nederland. “Daar moet je enorm voor uitkijken, voor je het weet wordt Nederland meer een toeschouwer van de werkelijke macht in plaats van invloedrijk. De regering in Den Haag moet het belang van internationale samenwerking veel duidelijker maken. Timmermans doet erg zijn best maar hij is staatssecretaris geen minister.”

Toch staat Nederland hierin niet alleen, meer landen zijn teveel met zichzelf bezig. “Misschien is jezelf terugtrekken op je eigen bastion op een moment dat het even moeilijk gaat wel heel menselijk,” zegt Kohnstamm na enig nadenken. “Je ziet dat bijvoorbeeld kanselier Merkel dat nu ook doet. Soms lijkt het wel alsof regeringen zich niet voldoende realiseren dat deze problemen zo wereldwijd zijn en dat een oplossing eerder gevonden wordt in samenwerking. Dat was na de Tweede Wereldoorlog ook zo. Hoe kon je Nederland weer opbouwen als in Zevenaar de woestijn begon? Dat ging niet, om ons land snel op te bouwen was een herstel van Duitsland onontbeerlijk.”

Achterom kijken is duidelijk niet Kohnstamms specialiteit. Toch studeerde hij geschiedenis. Het was Jean Monnet, het grote voorbeeld van Kohnstamm en een van de vaders van de Europese Gemeenschap. “Toen ik voor Monnet ging werken leerden wij heel snel dat we vooruit moesten kijken. De Tweede Wereldoorlog lag net achter ons en de gedachte was: “Dit nooit meer.” Ik moest bijvoorbeeld ook samenwerken met de Duitser Winrich Behr. Tijdens de oorlog stonden we eigenlijk tegenover elkaar, Behr had in het Duitse leger gezeten en ik in een kamp.” Kohnstamm zat in de oorlog enkele maanden in de kampen van Amerfoort, Haaren en Sint-Michielsgestel. “Een nieuwe oorlog voorkomen kon alleen maar door samen te werken. Toch was het ook heel belangrijk dat er mensen waren die hardop riepen dat het anders moest. Misschien is dat het probleem wel. Hoe kun je voor een een nieuwe structuur zijn als je nooit hebt meegemaakt dat de oude niet werkte? Daarom blijf ik voor de internationale zaak vechten en ervoor pleiten.”

De elitaire student

Hoog tijd om Kohnstamm naar zijn studententijd te vragen. Hij kwam in 1933 in Amsterdam aan en werd lid van het dispuut Bredero. Bij het corps schopte hij het tot voorzitter, als opvolger van niemand minder dan Joseph Luns, die later premier van Nederland en secretaris-generaal van de Navo zou worden. Toch had Kohnstamm weinig contact met zijn voorganger. “In die tijd had je binnen de vereniging een duidelijke scheiding tussen de witten en de roden. Zonder dat dit een regel was, wisselde ook het voorzitterschap tussen die twee richtingen elkaar af. De Roden wilden dat alles bleef bij het oude terwijl de Witten zich wel hielden aan de oude mores maar dan met gevoel voor humor.”

“Het waren andere tijden waarbij er echt nog sprake was van een klasseverschil,” memoreert Kohnstamm. “Wij hadden als corpsstudenten helemaal niets te maken met de ellende die er in de jaren dertig in De Jordaan plaatsvond. Die wijk lag niet ver weg maar toch hadden we geen idee dat daar echt honger werd geleden. In mijn tijd nam je als voorzitter van het ASC de erewacht nog af samen met de burgemeester,” vertelt Kohnstamm om lachend te vervolgen: “Ik wilde op een gegeven moment samen met een vriend op reis naar Tsjechië. Vlak voordat we vertrokken kwam ik erachter dat ik mijn paspoort kwijt was. We gingen naar het stadhuis en binnen een mum van tijd had ik een nieuwe, zo ging dat voor ons.”

Toch heeft Kohnstamm niet heel veel directe herinneringen aan de vereniging. Het was een leuke tijd volgens Kohnstamm maar toch begon zijn leven pas echt toen hij over de grens ging kijken. “Al tijdens mijn studententijd, in 1938, heb ik bijna een jaar door de Verenigde Staten gereisd. Ik kreeg de mogelijkheid door een beurs van de raad van kerken waar mijn vader toen in zat. Ik wilde The New Deal van Roosevelt bestuderen en hoopte ook op veel vrije tijd. Maar toen ik daar aankwam, bleek ik les te krijgen van de mensen die meegewerkt hadden aan The New Deal, het antwoord op de Grote Depressie. Iedere avond college, geweldig boeiend. Gelukkig mocht ik daarna wel rondtrekken.”

“De sprong die Obama nu, na Bush, moet maken lijkt heel erg op die van Roosevelt,” legt Kohnstamm uit. “Ook toen was er veel commentaar op Roosevelts staatsingrijpen, vooral Republikeinen maakte zich daar toen geweldig druk om. Maar toen ik zelf in zuiden kwam, zag ik naast de shockerende tegenstellingen tussen zwart en blank ook wat dat beetje staatssteun met mensen deed. Een boer kon overleven dankzij gesubsidieerde elektriciteit waardoor hij ondanks zijn uithuizige kinderen toch de koeien kon melken met een machine.”

En zo zijn weer afgedwaald naar Kohnstamms favoriete onderwerpen. Net als bij zijn grote voorbeeld Monnet staat ook bij hem uiteindelijk de mens centraal. Kohnstamm is moe. Het gesprek van anderhalf uur kost hem veel energie. Terwijl zijn vrouw in de keuken het avondmaal bereidt, begeleidt hij mij naar de voordeur. De zon gaat langzaam onder in de heuvels en ik rijd terug naar Brussel. What a guy!

Nooit meer tegen de Vlamingen


Ook Belgie kleurt dit weekend wit. Wij tuffen zondagmiddag in de oldtimer Mercedes (1972) van vriend Douwe (ook 1972) door de sneeuw. Over plattelandsweggetjes rijden (en glijden) we richting de hoofdstad van Wallonie: Namen.

Na een paar uur zijn we de weg kwijt en kloppen we aan bij een verlaten, houten sportkantine in het boerendorp Sart-Risbart. Binnen zitten een paar Walen aan de toog. We worden warm onthaald. Wij zijn de eerste Nederlandse gasten ooit! Ook al hebben deze mensen eigenlijk een hekel aan Nederlanders – we hebben geen manieren en kopen al hun huizen op – deze ontmoeting móet gevierd worden. Jupiler, Leffe of Orval?

Aan de bar begint direct een klaagzang over de toestand van het land. ‘De Vlamingen willen ons niet’, zegt Louis. Hij is triest want Belgie valt langzaam uit elkaar. Ook in deze kleine voetbalclub. Hier komen sinds kort geen Vlamingen meer spelen. Het Vlaamse en het Waalse amateurvoetbal gaan namelijk scheiden. Als het aan de Vlaamse minister van Sport en Cultuur Bert Anciaux ligt tenminste. Hij wil zijn subsidies alleen in Vlaanderen pompen.

Anciaux houdt niet van Belgische dingen. De Vlaamse nationalist wil het liefste alles in Vlaamse handen en zo min mogelijk Belgische instituten. De weinige Belgische instellingen die er nog zijn, mogen wat hem betreft splitsen. Onder hen de fameuze Belgische opera De Munt en de laatste federale sportbonden.

Gevolg: een verregaande segregatie van Belgie. De Waalse amateurvoetballers in Sart-Risbart kunnen nooit meer spelen tegen hun Vlaamse landgenoten. Waar en wanneer zullen zij de Vlamingen dan nog wel leren kennen? Misschien wel helemaal niet. Sport moet verbroederen, maar van de minister mag het niet meer.

Nathalie, de vrouw acher de bar, zucht diep….

‘Wij vonden het altijd erg leuk als Vlaamse teams hier kwamen spelen. Ik voel me Belg en zou het liefste zien dat niet alles uit elkaar gehaald wordt.’ Aan de bar valt een licht beschonken man haar boos bij: ‘Ik woon in Hoegaarden, vlak bij de taalgrens. Vroeger speelden wij Franstaligen en Nederlandstaligen in hetzelfde team, we vonden dat leuk en normaal. Maar nu? Geen Vlaming meer te zien. Die taalgrens wordt steeds meer een echte grens.’

Meneer Anciaux zal het allemaal wel prima vinden, hoe meer macht voor Vlaanderen hoe beter. Maar de keiharde sportcijfers van de laatste Olympische Spelen laten zien dat je met federale bonden misschien wel meer kans op medailles hebt. Het enige succes op de spelen werd behaald in de atletiek en het voetbal. Twee sporten waar de bonden nog niet gescheiden zijn.

UPDATE 27 NOVEMBER: Vandaag is de Vlaamse Voetballiga goedgekeurd. Minister Anciaux belooft subsidies aan het Vlaamse voetbal. Een Franstalige liga is er nog niet.

Foto: Douwe de Haan

De Javaan van België

De Javaan van BelgiëDe zich anderhalf jaar voortslepende Belgische regeringscrisis is weer in volle hevigheid losgebarsten en inmiddels buitelen ook de Vlaamse en Waalse partijen intern over elkaar heen. Ik word er een beetje moe van, ik ben aan vakantie toe. Weg uit Brussel, niet naar Wallonië en ook niet naar Vlaanderen. Nee, ik ga mijn licht maar eens opsteken bij de Duitstalige Belgen, want die zijn opvallend stil. Zelfs Karl-Heinz Lambertz hield als onderhandelaar vooral zijn mond, op één moment na. Wat denken die Duitsers en zouden zij niet juist een rol van betekenis kunnen spelen?

De Duitse stad Eupen ligt ver weg van Brussel, dus gooi ik de fiets achterin de auto en neem de E40 naar het oosten. Een vreemde weg toch die E40 naar Luik, om de haverklap staan er borden in de berm ‘Bienvenue en Wallonie’, ‘Welkom in Vlaams-Brabant’ en ‘Bienvenue en Wallonie.’ ik bestudeer de kaart en kom tot de conclusie dat, mocht België uiteenvallen, deze weg alleen al zes grensovergangen heeft. Zou Bart De Wever zich dit dit realiseren?

In Eupen word ik omgeven door bloemperken, cafés in donker eikenhout en Eupener bier. Ben ik te ver doorgereden en in Duitsland? Na enig zoeken vallen overgebleven Belgische sporen op: de Belgische modderige wielerheld Sven Nijs prijst ook hier bankrekeningen aan maar dan wel in het Duits. Ook het postkantoor en de politie zijn Belgisch en ook de vlaggen in het straatbeeld hebben het zwart-geel-rood nog in Belgische volgorde staan. Eupen ligt officieel in Wallonië maar heeft niks te maken met Charleroi of Luik; alles is hier met een Duitse grundlichkeit aangeharkt. Er schuifelen opmerkelijk veel ouderen door de straten, ook op de terrassen weinig mensen beneden de veertig. Gebeurt hier dan helemaal niks? Een zekere angst bekruipt me. Ik besluit op zoek te gaan naar een plaatselijke krant om te kijken wat hier zoal gebeurt. In een tabakswinkel vind ik inderdaad de Grenz-Echo. Gebroederlijk ligt de gazet naast De Morgen, La Libre Belgique en Die Zeit. Ik probeer in mijn steenkolenduits af te rekenen maar krijg antwoord in het Nederlands, jammer, want ik wil vandaag graag wat aan mijn Duits doen.

Het belangrijkste nieuws in de Grenz-Echo is dat er vandaag een vierentwintiguursmars voor het goede doel wordt gelopen. Teams uit Duitsland, Nederland, Hong Kong en vooral heel België hebben euro’s ingezameld voor Oxfam en om dat te vieren gaan ze honderd kilometer lopen. In Eupen lijkt verder niet veel te gebeuren, dus ga ik naar dit internationale treffen. Even buiten de stad, op het terrein van de lokale atletiekvereniging, hebben de wandelaars zich verzameld.

Gebroederlijk zitten teams uit West-Vlaanderen aan een lange Duitse tafel met Luikenaars. Een stoet hoogwaardigheidsbekleders trekt aan het katheder voorbij om de wandelaars moed in te spreken. Hoogtepunt van deze formaliteiten is het moment waarop Bernd Gentges en Isabelle Wykmans het podium bestijgen. ‘Voor u staat de helft van de regering van het Duitstalige gebied,’ laat Gentges met een gezonde glimlach weten. ‘Ik ben minister van gezondheid en toerisme terwijl mijn collega Wykmans verantwoordelijk is voor cultuur en sport; daarom zijn we maar samen gekomen. Ik ben trots dat deze wandeling hier in ons prachtige gebied plaatsvindt. De Duitse gemeenschap staat eindelijk op de kaart.’ Gentges en Wykmans zijn overduidelijk in hun element en spreken de menigte toe in een mengelmoes van Duits, Nederlands, Frans en Engels. Ook bij de bar is het zoeken naar de communicatietaal: de muntjes haal je in het Duits terwijl je een pintje weer het beste in het Vlaams kunt bestellen. Dit is leuk, voor heel even lijkt België echt te bestaan.

Het wordt geen lange avond, de start is al om half zeven dus gaan de kippen vroeg op stok. De volgende middag bezoek ik als supporter een van de stempelposten. Het is warm en de wandelaars hebben er pas twintig kilometer opzitten. Toch zien verschillenden er al uit alsof ze zojuist de marathon van New York voltooid hebben. Er worden blaren verzorgd, het water wordt bijgevuld en zweet gedept. In de drukte kom ik de verzorgers van het team van Elmar Keutgen, de burgemeester van Eupen, tegen. De vier lopers zijn net opgelapt en vertrokken voor de tweede etappe. Matthias, een student van achttien, en mevrouw Keutgen ruimen de boel op om naar de volgende stempelpost te gaan. Mevrouw Keutgen is apetrots op haar man die met zijn zestig jaren meeloopt. Nog mooier vindt ze het dat zoveel mensen uit heel België meedoen. ‘Ik voel me ook een echte Belg,’ verzekert ze mij. ‘Als je ons vergelijkt met Duitsers, hebben wij zuiderlijk temperament dat lijkt op die van de Walen, met een werklust die meer weg heeft van de Vlaming. Door de lage huizenprijzen komen  hier steeds meer Duitsers wonen, maar dan merk je het verschil direct. Wij hebben ook minder contact met ze.’

Toch is de deze regio vooral op Aken gericht en niet op België. Bijna iedereen werkt, studeert over de grens en ook menige geliefde wordt daar gevonden. ‘Helaas ben ik niet uitgeloot voor de studie geneeskunde in Aken,’ laat Matthias weten. Hij studeert nu tegen zijn zin aan een Franstalige Universiteit en hoopt straks toch in Duitsland te gaan werken. ‘Er is hier gewoon niet zoveel te doen, Aken leeft meer en heeft een veel leuker uitgaansleven,’ laat hij met een ondeugende glimlach weten. ‘Het is maar wat je wilt,’ vult mevrouw Keutgen hem aan. ‘We hebben hier een prachtig natuurgebied, fiets er maar eens doorheen.’

Ik volg de raad van mevrouw Keutgen op. Het is inderdaad een prachtig, bosrijk landschap. Midden in deze schoonheid stuit ik ineens op een stuwdam.  Het betonnen geval doet haast futuristisch aan. Zwemmen! denk ik, maar helaas: een bord aan de zijkant van het meer laat onbelgisch weten wat allemaal niet mag: geen motorboten, kajaks en surfplanken. Ook zwemmen is verboden. De enigen die het meer wel mogen betreden zijn zeilboten. Ik zit aan de rand van het meer en heb ter verkoeling stiekem mijn voeten in het water gedaan. Tegen een decor van groene heuvels slamommen zeilboten om boeien heen. In deze rustgevende omgeving laat ik mijn gedachten de vrije loop. Ik mag die Duitsers wel, die degelijkheid heeft iets schoons en ook het pacifisme dat na 1945 zo in zwang kwam, is prettig. Geen volk dat in de twintigste eeuw een grotere draai heeft gemaakt: van Nazi tot vredesduif. Eigenlijk is het jammer dat er in België zo weinig Duitsers zijn, want ze hadden in het conflict een mooie rol kunnen spelen als derde partij. Als er geen zeventigduizend maar een miljoen Duitstaligen in België waren geweest hadden ze het land kunnen redden, zoals de Javanen een grote clash in Suriname altijd voorkwamen.

Suriname en België lijken meer op elkaar dan je op het eerste gezicht zou denken. Die kleine tropische postzegel aan de andere kant van de oceaan is ook een ratjetoe van volkeren en talen. Het land is het enige waar, naast Nederland en België, Nederlands de officiële voertaal is maar dat wil niet zeggen dat dit de enige taal is. In de drie eeuwen dat het een Nederlandse kolonie was, werden uit alle hoeken van de wereld mensen gehaald om de plantage-economie vlot te trekken. Nadat de lokale Indiaanse bevolking massaal bleek te bezwijken aan Europese ziektes gingen de Hollanders en Zeeuwen over op slaven die in West-Afrika gekocht werden. Na de afschaffing van de slavernij werden er contractarbeiders geïmporteerd uit India en na een diplomatieke rel met de Britten uit ‘ons eigen’ Indonesië: de Javanen. Al deze groepen namen hun eigen taal mee die vervolgens vaak weer een Surinaamse variant kreeg. Tegenwoordig worden er door een slordige vierhonderdduizend Surinamers elf talen gesproken.

Suriname is dus net als België een meertalig land. En zoals Vlamingen op Vlamingen stemmen en Walen op Walen, zo stemt bijna iedereen in Suriname volgens etnische lijnen. Een nazaat van de slaven kiest meestal een creool terwijl een Hindostaan* op iemand met Indiaase roots stemt. De Hindostanen en Creolen zijn de twee grootste groepen die elk ongeveer dertig procent van de bevolking uitmaken. Ze worden gevolgd door de Javanen met tien procent. Regeren zonder de Javanen was lang onmogelijk waardoor die groep een soort pacificerende rol kreeg. In buurland Guyana waar naast Creolen en Hindostanen enkel een handjevol Indianen wonen ging bijna elke verkiezingsstrijd gepaard met rassenrellen. In Suriname kwam het dankzij de vriendelijke, immer diplomatieke Javanen nooit zo ver.

Ik moet denken aan Karl-Heinz Lambertz, de Duitstalige minister-president. Hij werd door koning Albert voor de zomer het veld ingestuurd om de crisis in België op te lossen. Ik was enigszins verbaasd dat deze optie zo laat pas bedacht werd. Karl-Heinz werkte in stilte en liet zich een keer ontvallen dat het eigenlijk een illusie was om staatshervormingen voor de regionale verkiezingen van volgend jaar te realiseren. Na deze uitspraak kreeg Karl Heinz meteen een draai om zijn oren van Yves Leterme. ‘Een bemiddelaar moet vooral bemiddelen, op deze manier helpt hij de zaak niet vooruit’, was het credo van de Belgische premier. Toch riep Lambertz wat velen al dachten, en bovendien kon hij het als relatief onpartijdige weten. Ach, waren er maar een miljoen Duitstaligen in België dan konden ze meer gewicht in de schaal leggen, waarschijnlijk net genoeg om België te redden. Vriendelijk, diplomatiek en belangrijk zoals de Javanen in Suriname.

* In Suriname is een Hindostaan is iets anders dan een Hindoestaan; Hindoestaan verwijst naar de religie terwijl onder de hindostanen zowel Islamitische als Hindoestaanse mensen met voorouder uit India worden verstaan.

Vive la France!

‘Ik hoorde dat jullie Vlaanderen bij Nederland willen plakken,’ riep een Vlaamse vriend enkele maanden geleden lachend tegen mij. ‘Niet dat wij dat willen. We kunnen het zelf wel.’ Het was een reactie op de verschillende peilingen waaruit bleek dat veel Nederlanders het wel zagen zitten als we het mooie Brugge en gezellige Antwerpen bij ons landje zouden komen. Er is zo ongeveer geen Vlaming die dit een reële optie vindt, ze vinden het maar een arrogant ‘Ollands’ idee.

De Walen voelen veel meer voor hun taalgenoot Frankrijk zo bleek dinsdag uit een peiling van de krant Le Soir. Ruim veertig procent ziet wel iets een in een Frans staatsburgerschap. Nu is het alleen de vraag of Parijs dit ziet zitten. Waarschijnlijk houdt Sarkozy wijs zijn mond tot deze bui overgewaaid is. Want waarom zou Frankrijk het land uitbreiden met het arme, werkeloze Wallonië? De problemen in het noordoosten van het eigen land zijn al groot genoeg.

Internetpionier De Vree doet het nu voor 160 euro per maand

Vandaag op De Nieuwe Reporter

In het zuid-oosten van België, aan de voet van de Ardennen, woont Ren de Vree (61), een van de journalistieke internetpioniers. Hij probeerde als een van de eersten voor traditionele media geld te verdienen op het internet en stond aan de wieg van VillaMedia. Een paar jaar geleden verruilde De Vree het leven onder de rook van Rotterdam voor het Waalse landschap. Daar geniet hij van zijn prepensioen en bestiert in z’n eentje het Waals Weekblad, de enige Nederlandstalige site over Franstalig België.

De Vree mag dan in Wallonië zitten, hij houdt Nederland scherp in gaten. Via het web en de satellietschotel in zijn achtertuin. “Het medialandschap zal de komende jaren verder veranderen”, voorspelt De Vree. “De doelgroepmedia zullen verder groeien en die informatie zal steeds vaker gratis zijn.”

Pieken op het web
Een beetje Belg is De Vree al geworden. Tijdens een uitgebreide lunch inclusief een Belgisch biertje, Ardennerpaté en Nederlandse pindakaas blikt de internetjournalist terug op zijn carrière. Door een oogprobleem kwam De Vree terecht op de computerafdeling van Het Vrije Volk. “Daar maakte ik kennis met de eerste variant van internet. Een zwart scherm waar je alleen met tekst kon communiceren. Op een of andere manier wist ik toen al zeker: dit gaat heel groot worden.”

Hoe kunnen we rijk worden met internet, moet PCM gedacht hebben toen het concern De Vree bij Het Vrije Volk oppikte. Hij mocht het proberen en zette voor de krantengigant een consumentenwebsite op. Ook bedacht hij een eenvoudige internetpagina met links. “Eigenlijk heb ik het concept van Startpagina ontworpen,” vertelt De Vree met een zekere trots. Maar winstgevend werd het niet en PCM had geen geduld om op het grote geld te wachten. In 2001 stootte het bedrijf het grootste deel van zijn internettak af. “Eeuwig zonde”, vindt De Vree.

Wat hem bij PCM niet lukte kreeg hij wel voor elkaar bij de Nederlandse Vereniging van Journalisten. “De NVJ had toen geen exposure. Er bestond een kleine site voor journalisten, maar die was zo goed als dood. De site VillaMedia heb ik in een weekend in elkaar geknutseld.” Het bleek een gouden greep. Binnen de kortste keren stroomde het geld binnen. Het geheim? De vacatures. De Vree: “Aan dat lijstje verdienen ze tegenwoordig tonnen. Eigenlijk drijft de hele NVJ zo’n beetje op VillaMedia”.

Het concept is simpel: “Zorg dat je volledig bent en dat je alle vacatures hebt. De media kunnen zelf een vacature plaatsen voor 125 euro maar intussen struint VillaMedia ook andere sites af, op zoek naar banen voor journalisten. Wil je in de lijst opvallen, dan is een logo-tje handig. Dat kan, tegen betaling. Villamedia trekt goede journalistieke kandidaten, veel beter dan andere vacaturesites.’

Concurrentie in de niche
Alles hebben voor een bepaalde doelgroep is volgens De Vree het geheim van een succesvolle website. “VillaMedia verzamelde al het medianieuws en alle nuttige links op een plek,” verzekert hij. Een snelle blik op zijn huidige website van het Waals Weekblad laat zien dat hij houdt van die volledigheid en dat levendigheid voor De Vree voor een groot deel bestaat uit een grote hoeveelheid links.

De Vree krijgt bij de nieuwe VillaMedia-site het gevoel dat juist die volledigheid minder voorop staat. “De site is strak maar wel een beetje kil,” vindt hij. “Daarbij is VillaMedia zijn niche een beetje kwijt door de komst van De Nieuwe Reporter. VillaMedia is nu niet meer de enige partij op de markt. DNR heeft meer inhoudelijke stukken en geeft ook een overzicht van vacatures. Maar gelukkig heeft VillaMedia op dat laatste gebied nog steeds een voorsprong.”

Na VillaMedia tot een succes gemaakt te hebben arriveerde De Vree vijf jaar geleden in Wallonië. “Toen ik hier aankwam, constateerde ik verbaasd dat er in dit tweetalige land geen Nederlandstalig blaadje was voor bewoners van Wallonië. Tel daarbij op dat ze de Franstalige media niet volgen.” En dus begonnen de handen van de geprepensioneerde De Vree te jeuken. “Ik zag meteen een markt want hier in Wallonië wonen zo’n zevenduizend Nederlanders en dan hebben we nog geen idee hoeveel Vlamingen hier wonen.”

“Die doelgroep is misschien wel klein maar ze hebben een specifieke interesse en dezelfde behoeftes,” legt De Vree uit. “Behalve nieuws uit de regio willen ze bijvoorbeeld graag een loodgieter en een dokter die ook Nederlands spreekt. Zo heb ik ook een pagina met slagerstermen, handig want juist alledaags Frans blijkt vaak moeilijk.”

“Alles weten, dan komt de commercie vanzelf”, vat De Vree samen. “VillaMedia werkt ook zo. Geld verdienen mag nooit het eerste doel zijn en mensen houden van betrouwbaarheid.” Dat is volgens de hoofdredacteur de waarde van de journalistiek op het internet. “Mensen zijn niet gek en hebben heus wel door als je ze alleen maar iets wilt slijten. Daarom zullen journalisten nooit uitsterven.”

De Vree is er nog steeds van overtuigd dat internet de toekomst is. “Als de gedrukte media willen overleven dan zullen ze vaker gratis moeten worden. Ik zou het interessant vinden als ook HP/De Tijd en andere tijdschriften een dergelijk experiment aan zouden gaan.”

Daten met je lezers
Maar scoren in de journalistiek doe je volgens De Vree niet alleen met gratis kwaliteit in een niche, persoonlijkheid scoort ook. De Vree: “Hier in Marche-en-Flamenne hebben wij Nederwalen regelmatig een feestje op kasteel Beauchamps, het optrekje van twee Nederlandse homo’s. Daar praten, drinken en roddelen we over Belgen. En ik maak daar natuurlijk reclame voor op mijn site. Het gaat om het community-gevoel.” Op de site van het Waals Weekblad geeft een teller aan hoeveel nachtjes het nog slapen is voor de volgende fuif. “Sommige bloggers, zoals Volkskrant-correspondent Bart Dirks, doen dat ook. Hij nodigt zijn lezers van tijd tot tijd uit voor een dinertje in de Belgische hoofdstad.”

Het Waals Weekblad is nog geen grote geldmachine. “Het levert me per maand maar 160 euro op. Honderd euro van directe adverteerders en zestig via Google-ads. Maar ik mag ook niet teveel verdienen in verband met mijn pensioen,” zegt De Vree, terwijl hij een slokje van zijn bier neemt.

En verder? “Ach, niet zoveel. Niet voor tienen opstaan, een beetje schaken met de buurman en wat schoffelen in mijn moestuin. Trouwens: ik ben gestopt met courgettes, want die moet je steeds opnieuw planten, ik ben nu op zoek naar een slasoort die de winter doorkomt.”

Robbedoes in VN

Deze week in Vrij Nederland een artikel over het beroemde stripblad Robbedoes/ Spirou. Het blad dat striphelden als Lucky Luke, Guust Flater en De Smurfen liet ontstaan is deze week echt zeventig geworden. Reden genoeg voor een feestje.

In het stuk een bezoek aan de redactie anno 2008, een interview met oud-hoofdredacteur Thierry Martens en een overzicht van de roemrijke geschiedenis van het blad.

Koop hem nu, hij ligt twee weken in de schappen!

In het Brusselse stripmuseum is nu overigens een tentoonstelling over Spirou/Robbedoes.

Hier rechts overigens een afbeelding van Marsipulami, het beest uit Franquins beroemde bos Palombie.

Treurigheid aan de Maas

Het is een beetje als een horrorfilm, maar dan in het echt. Daar zit ie dan. In dit treurige stadje aan de Franse maas. Het monster van de Ardennen. Zo wordt Michel Fourniret in België genoemd. Best een keurige man eigenlijk, 65 jaar, kort geknipt grijs baardje.


Fourniret zegt weinig, maar de ijzigheid waarmee hij spreekt… en toegeeft dat hij inderdaad een monster is… Nooit eerder zag ik een seriemoordenaar. Het is onwerkelijk griezelig.


Ik woon het proces bij in Charleville-Mezieres, vlak over de Belgische grens. In deze streek, aan weerszijden van de grens, zou Fourniret hebben toegeslagen. Zeven keer, negen keer, misschien vaker. Het voelt alsof op dit achterland, ver van Brussel en Parijs, een vloek heerst. Een verlaten oord waar een man zijn drang naar jonge maagden kan stillen. Brrr 

Dood en verderf

Houten kruizen, somber kijkende heiligen en dode vogeltjes. “Dat verassend land: Wallonië”, zo omschrijft het Brusselse Paleis van Schone Kunsten zijn nieuwste verzameling kunstschatten van vroeger en nu. Een veelbelovende titel vonden wij.

Nieuwsgierig stapten we de BoZar binnen, op zoek naar een ander Wallonië. Geen taalstrijd, vieze industrie of politieke spelletjes waar de Belgische kranten dagelijks van berichten. Hopend op een land van melk en honing met spannende kunstenaars en onverwachte creatievelingen.

Eenmaal binnen in het museum stuitten we op een lugubere en godvrezende verzameling. De schedel van Sint Dagobert, een foto van een levenloze naakte vrouw in bad, een verteerd stenen lijk, een beeld van Job onder de builen en een gefotografeerde verstijfde parkiet. Onze grafstemming werd nog verder aangewakkerd door een middeleeuwse prent met het motto: “Er is maar een zekerheid, dat is de dood.” Op deze prent een reeks schilderingen van allerlei sterfmethodes:  ziekte, ophanging, verdrinking, een val in het ravijn en ouderdom.

Is dit Wallonië? Een land dat ons verrast met middeleeuwse relikwieën? Is Franstalig België werkelijk zo nederig en kwetsbaar als een op sterven na dood vogeltje? Bezorgd verlieten wij het BoZar, hard toe aan een Vlaamse zak friet.

Hoe Napoleon zijn Waterloo vond

‘Merde’, moet de kleine keizer hebben geroepen. Luid gejuich ging op in de Lage Landen. Napoleon was in de pan gehakt en het Franse leger vertrok met de staart tussen de benen. Een jarenlange oorlog was voorbij. Bonaparte werd op een boot gezet naar het eiland Sint Helena, een van de meest onbereikbare plekken op aarde.

Tienduizenden mannen werden hier neergemaaid, vertrapt en doodgeschoten. Het regende die dag, 18 juni 1815. Vandaag zijn de velden van het Belgische Waterloo overgoten met zon.

Zo groots als de Fransen Napoleon herinneren, zo klein en afwezig is hij hier. We beklimmen de heuvel die uitkijkt over het voormalige slagveld. Bovenop vinden we geen beeld van de machtige keizer, maar een reuzachtige stenen leeuw. Een aandenken van koning Willem I der Nederlanden (Nederland én België). De kersverse vorst was apetrots op zijn zoon, de Prins van Oranje, bevelhebber van de Nederlandse troepen. Prins Willem vocht aan de zijde van Engeland, Schotland en Pruisen, raakte tijdens de slag licht gewond en kreeg de bijnaam ‘Held van Waterloo’.

Met moeite vinden we Nappy, even verderop op de parkeerplaats. Gereduceerd tot een klein gehavend beeld tussen de treurwilgen. In de tegenover gelegen grote Taverne Wellington, vernoemd naar de zegevierende Britse opperbevelhebber, kun je thee drinken op z’n Engels. De Corsicaan zal zich omdraaien in zijn graf.

Het is duidelijk, Napoleon was in deze streek eerder gehaat dan geliefd. Gelukkig kan hij bij de Fransen op meer enthousiasme rekenen.

De man van 1.67 meter, die zoveel jonge mannen de dood in joeg, ligt tot op de dag van vandaag in het meest megalomane graf van Frankrijk: Dome des Invalides in Parijs. Wie Napoleon een held vond raden wij aan daarheen te gaan. Voor ons overwinnaars is zijn wat lullige, originele grafsteentje op Sint Helena misschien meer gepast. Een reisje daarheen – dertien dagen per postboot – kost een paar duizend euro maar dan heb je ook wat.

Gezocht: hard werkende Waal

Nederland haalt ze uit Polen, Dubai haalt ze uit China, maar Vlaanderen hoeft een stuk minder ver te zoeken naar gastarbeiders. In Wallonië liggen de werklozen voor het oprapen. Twintig procent werkloosheid is daar de normaalste zaak van de wereld. Handig! dacht de Vlaamse premier Kris Peeters. Want welke Vlaming gaat er tegenwoordig nog in een fabriek staan? En dus stelde hij deze week voor om 50.000 Waalse arbeidskrachten naar het rijke Vlaanderen te lokken.

Veel Walen doen het al. Zo ook Tahib (37), zoon van een Marokkaanse mijnwerker met ruim veertig jaar trouwe dienst in en aan de schacht. We ontmoeten Tahib in het troosteloze Luikse voorstadje Bressoux. Tussen zes hoge, al jaren leegstaande flats hangt hij wat rond. Ooit, in betere tijden, woonde hier talloze Luikse arbeiders. ‘Het was fantastaisch hier! Ik woonde als kind op negentiende etage  Maar sinds de industrie is ingestort en de mijnen gesloten zijn, wil niemand er meer wonen.’

Tahib werkt overal en nergens om zijn gezin te kunnen onderhouden. Hij verdiende zijn geld de afgelopen jaren al als automonteur, loodgieter, sjouwer, bouwvakker, chauffeur en verkoper. Zoals het uitkomt. Tahib spreekt geen woord over de taalgrens. ‘Maar ik kan alles’, grijnst hij.

Vlaamse en Waalse politici steken nu de koppen bij elkaar. De Vlaamse premier spreekt van ‘tewerkstelling’. Jong, oud, gehandicapt, allochtoon, laaggeschoold, alles en iedereen moet aan het werk. Straks worden de Franstaligen met speciale bussen vervoerd naar industriezones in de haven van Antwerpen. Daarin misschien ook Tahib. Werken als Marokkaanse Waal in Vlaanderen, is dat leuk? ‘Ik heb geen keus.’

Foto’s Maarten van Haaff